Wat valt nog aan te vangen met de Europese Unie anno 2025? Wie de moderne Europese eenmaking door een liberale bril bekijkt, kan -mits kritische punten- tevreden zijn. Beoordelen we dit vanuit een volksnationaal of een socialistisch oogpunt, dan is de eindbalans bijzonder negatief. Dat de EU zou eindigen als een politiek vehikel dat dient om politieke en nationale soevereiniteit onderuit te halen ten voordele van het grote kapitaal stond in de sterren geschreven. Het Europees eenmakingsproces dat uitmondde in de huidige EU startte al na de Tweede Wereldoorlog uit Amerikaanse en kapitalistische druk.
De EU is vanaf het begin tot op de dag van vandaag een overeenkomst tussen de verschillende nationale kapitalistische elites van Europa, met als doel het creëren van een zo groot mogelijke markt voor de grote Europese multinationals. Elk verdrag, vanaf het Verdrag van Rome uit 1957 dat de Europese Economische Gemeenschap creëerde, heeft een Europa-brede markt ontwikkeld en versterkt, met pan-Europese regelgeving en handelswetgeving. Het laatste verdrag, de voorgestelde EU-grondwet, werd herverpakt als het Verdrag van Lissabon nadat het met grote nee-meerderheden door de werkende klasse werd verworpen in referenda in Frankrijk en Nederland. Maar het is in wezen nog steeds hetzelfde document: een voortzetting en verdieping van eerdere verdragen, in het bijzonder het Verdrag inzake de interne Europese markt.
1. Vlaamse (en Waalse) onafhankelijkheid binnen de EU? Nooit.
De burgerlijke Vlaamse beweging gelooft in een “ordentelijke opdeling” van de Belgische staat. Een scenario waarbij men na de vaststelling dat het failliet Belgisch staatsapparaat niet meer werkt, tot een overeenkomst kan komen tussen alle betrokken partijen om de Belgische staat ten grave te dragen via ontmanteling van haar instellingen en overname van bevoegdheden. Als breekijzer wordt hierbij vooral een financieel argument gebruikt: de transfers vanuit Vlaanderen naar de rest (Brussel, Waals gewest, Belgische federale overheid). Men aarzelt daarbij niet om -Amerikaanse- ratingbureaus aan te halen die de kredietwaardigheid in vraag stellen.
Deze burgerlijke benadering getuigt helaas van een grenzeloze naïviteit. Er is geen draagvlak bij de bevolking op dit moment voor Vlaamse onafhankelijkheid, dit moet gecreëerd worden. Het is en blijft een minderheid, die weliswaar aangroeide in de laatste twee decennia, maar nog steeds een minderheid. Dat burgerlijke nationalistische partijen een parlementaire meerderheid zouden behalen, verandert niks aan het feit dat massale burgerprotesten door het regime zouden worden aangewakkerd op het moment dat een kleine parlementaire meerderheid tot een opheffing van de Belgische structuren zouden overgaan. Dat is echter nog het minste van de zorgen. De politieke elite van het status quo weigert op Europees niveau gegarandeerd elke erkenning van een nieuwe staat en wurgt het project via financieel-economische strafmaatregelen. De eerder aangehaalde ratingbureaus verlagen de kredietwaardigheid van Vlaanderen en de gemeenschappelijke euromunt komt te vervallen. De burgerlijke klasse die tot dan het Vlaams nationalisme steunt, krabbelt op dat moment met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid terug, als gevolg van het financiële kostenplaatje dat dit alles met zich meebrengt.
Eenzelfde denkfout begaan de burgerlijke nationalisten in Catalonië, de regio waar nogal wat Vlaamsgezinden zich aan spiegelen. De Catalaanse burgerlijke econoom en politicus Raül Romeva was indertijd “secretaris van Externe en Institutionele relaties en transparantie van de Generalitat van Catalonië” en stelde zoals de meeste van zijn medestanders in 2017 ten tijde van het Catalaanse onafhankelijkheidsreferendum dat indien “ja” zou worden gestemd, een Catalaans lidmaatschap van de EU mogelijk zou worden. Er werden bergen aan lobbywerk verzet, Romeva ging ook medestanders zoeken in de USA. De afloop is gekend: de Catalaanse autonomie werd onder curatele geplaatst, het referendum van tafel geveegd en een repressiestorm vanwege het regime ruimde het burgerlijke verzet zonder al te veel moeite op. Romeva werd net als flink wat medestanders in 2019 bedankt met een jarenlange gevangenisstraf. Ondanks het feit dat de EU officieel het Catalaanse autonomiestreven en het befaamde referendum van 2017 als een “Spaanse interne aangelegenheid” aanzag, werd de facto het regime in Madrid geruggesteund door de EU: Catalaans gezinde politici werden niet ontvangen in Brussel, de Catalaanse ondernemers die zich tegen onafhankelijkheid keerden, wel. De oprechte ontgoocheling in de EU bij Catalaanse voorstanders van meer autonomie viel van de gezichten af te lezen, het resultaat van grenzeloze naïviteit en de afwezigheid van een grondige systeemanalyse.
De Catalaanse kwestie zou een wekroep en een waarschuwing moeten zijn aan al wie het staatkundig status quo binnen de EU in vraag stelt: zonder fundamentele omwenteling, met verandering van de machthebbende elites, gaat het niet! En die fundamentele omwenteling is enkel mogelijk als een eenheid tot stand komt die op alle vlakken de heersende elite uitdaagt: politiek-institutioneel, sociaaleconomisch, cultureel en geopolitiek.
De Europese Unie hoeft separatistische en nationalistische bewegingen niet te verbieden om ze machteloos te maken. Het recht van de Europese Unie erkent het recht op zelfbeschikking immers niet echt: de EU-wetgeving erkent enkel zelfbeschikking voor volkeren die als Europese staten zijn gevormd. In het geval van een onafhankelijkheidsverklaring (op basis van een referendum, een verkiezingsuitslag annex regionale parlementaire meerderheid,…) kan de EU alleen maar opnieuw benadrukken dat een Europese natie die een aparte, eigen staat wordt, ook het EU-lidmaatschap moet aanvragen. Voor de integratie van een nieuw EU-lid is unanieme instemming van de bestaande leden vereist en het is een zekerheid dat de andere lidstaten (met op kop Spanje, Frankrijk,…) dit zouden blokkeren. De EU zal dan ook steevast de elites steunen in het behoud van de bestaande staatkundige constellatie van de EU-lidstaten: men verschuilt zich achter “rule of law” waarmee eenzijdige onafhankelijkheidsverklaringen tegenstrijdig zijn voor wie consequent de burgerlijk-liberale logica volgt. Bovendien zou het toestaan van desintegratie van een lidstaat het nationalisme elders alleen maar aanwakkeren, een nachtmerrie voor de machtselite.

2. Antikapitalistische politiek gericht op de werkende klasse binnen de EU? Nooit.
Economische eenmaking (nationale grenzen economisch uitvegen) zou leiden tot politieke eenmaking (nationale grenzen en soevereiniteit uitvegen). Dat is de fundamentele redenering achter de Europese eenmaking die uitmondde in wat we nu als de EU kennen. Dit met als voorlopig resultaat dat ongeveer 75% van de wetgeving die door nationale parlementen passeert, omzettingen betreft van EU-regelgeving in nationale wetteksten of nationale wetgeving omvat die door de EU binnen een strak kader wordt gegoten waar nog maar weinig lokale politieke soevereiniteit en keuzevrijheid aan te pas komt.
De economische eenmaking van de EU is geënt op een kapitalistisch economisch systeem, dat privébezit, vrij ondernemerschap en een concurrerend ondernemingsklimaat faciliteert. De EU-regels zorgen ervoor dat de principes van de vrije markt in alle lidstaten gelden. De Europese Unie moedigt concurrentie tussen bedrijven actief aan en zorgt voor een vrije markt binnen en tussen EU-staten. Het is bijgevolg bijvoorbeeld onmogelijk om als EU-lidstaat de nutsvoorzieningen en strategische industrie onder democratische gemeenschapscontrole te brengen via nationalisatie.
De EU kan ook niet socialistisch worden. De oprichtingsprincipes van de EU omvatten de toepassing van economische vrijemarktprincipes in alle lidstaten. Liberale en kapitalistische principes zitten verankerd in de fundamenten van de EU. EU-aanhangers gaan ervan uit dat zij weten wat het beste is, dat degenen met legitieme grieven over de structuur en implicaties van de EU zich aan de radicale, om niet te zeggen “extremistische” rand van de politiek bevinden. Ze zeggen dat ze onwetend zijn of gehersenspoeld door populistische krachten. De ware aard van de EU werd onthuld in de manier waarop het Griekenland in de periode 2010-2018 heeft behandeld, waarvan de bevolking de volle kracht van neoliberale bezuinigingen heeft gevoeld. Wie nog hoop stelde in de mogelijkheid tot een sociale EU, moet alle hoop verloren zijn na de reactie op de Griekse financiële crisis.
3. De EU-elite, knechtschap ten aanzien van de Amerikanen.
Het Amerikaanse Marshallplan vlak na het einde van WO2 bracht vanuit Washington de eis tot een Europese eengemaakte markt voort. Het Marshallplan ontstond uit economische noodzaak voor de Amerikanen (overtollige productie kwijtraken) en uit politieke angst voor het op dat moment populaire socialisme in Europa (o.a. als gevolg van het communistisch verzet tijdens WO2). De fundamenten van het EU-project zijn dan ook Atlantisch. De Belgische machtselite heeft hier net als de andere West-Europese elites op ingespeeld. De Europese eenmaking werd ook aanvankelijk voorgesteld als een project om vrede in Europa te bereiken of te behouden. De uitholling van nationale controle over de staalindustrie, ruggengraat van de wapenindustrie, zou het onmogelijk maken dat Europese legers (met focus op Duitsland en Frankrijk) ooit nog tegenover elkaar zouden staan. De politieke elite heeft ondertussen bewezen dat het vredesideaal slechts een mistgordijn was. Vandaag coördineert de EU mee wapenleveringen aan het Zelensky-regime in Oekraïne conform de Atlantische belangen. Oekraïne werd omgevormd tot een afschuwelijk slagveld als gevolg van Westers imperialisme en de te verwachten maar fout ingeschatte Russische reactie daarop. Een slagveld waar wapenproducenten hun nieuwste technologie kunnen demonstreren met -vaak in aantallen beperkte- leveringen van zeer diverse maar met elkaar concurrerende wapensystemen. De wapenboeren kijken – ver weg van de propaganda-camera’s- nauwlettend toe hoe hun “product” het ervan afbrengt in het doden van Russen en Russisch-gezinde Oekraïners.
Op geen enkel moment maakt de EU-elite aanstalten om werk te maken van een echte vredespolitiek, van overleg met de betrokken strijdende partijen. In navolging en wil van Washington werd voor 100% de Atlantische kaart getrokken, wat de facto neerkomt op het dienen van de Amerikaanse financiële, economische en geopolitieke belangen. De situatie is dermate dramatisch dat zelfs het Amerikaanse magazine ‘Foreign Policy’ erkende dat EU-commissie voorzitster Ursula von der Leyen te sterk pro-Amerikaans is om nog namens alle EU-lidstaten te kunnen spreken. Met het aantreden van de uiterst rechtse Trump-administratie komt een breuklijn binnen de transatlantische machtselites naar de oppervlakte. In hun kritiek op Trump, wijzen de Europese regeringen echter nooit het Atlantisme af, zij wachten slechts met ongeduld op het einde van het Trump-presidentschap in de hoop een nieuwe liberale president in het Witte Huis te zien, genre Obama en Genocide Joe.
De EU-machtselites zijn door het Trump-beleid overgegaan tot een hernieuwde oorlogspolitiek waarbij -in navolging van de Amerikaanse wensen- Europese regeringen een veel groter defensiebudget moeten voorzien dan voorheen om uiteindelijk dezelfde imperialistische doelstellingen te behouden en na te streven. De kruiperigheid kent geen grenzen bij de burgerlijke Europese politici. De reactionaire voorzitster van de EU-Commissie Von der Leyen verkondigt een investeringswens van 800 miljard euro in opgevoerde Europese bewapening, in de hoop met oorlogspolitiek een relance aan de vastgelopen Europese eenmaking en het onpopulaire, ondemocratische EU-project in het algemeen te kunnen geven. Belgisch defensieminister Theo Francken kan als Trump-fanaat en nep-Vlaamsnationalist niet wachten om miljarden aan Vlaams en Waals belastinggeld weg te gooien aan het Belgisch leger, een staatsinstelling met een belabberde historiek betreffende respect voor Vlamingen en wiens eerste en voornaamste taak het is en blijft om het voortbestaan van België te verzekeren, o.a. via deelname aan diverse westers-imperialistische interventies elders in de wereld.

4. Weg van het EU-marktfundamentalisme
Een verenigd Europa, dat in echte solidariteit alle middelen en menselijk talent in de verschillende landen en culturen van het Europese continent samenbrengt en daarbij hun diversiteit respecteert en versterkt, zou een enorme stap voorwaarts zijn in de strijd voor een andere, betere wereld. Maar de EU kan Europa niet verenigen. Dit kan niet in een kunstmatige of opgelegde ‘eenheid van bovenaf’ door kapitalistische economische wetmatigheden. De EU is en blijft een economisch project, gericht op marktwerking en beurscijfers. Echte Europese eenmaking kan daarentegen enkel gestoeld zijn op de creatie van een “civilisatie-unie”, een politiek-culturele eenheid waarin Europese staten en volkeren zich herkennen en waarin subsidiariteit met betrekking tot autonomie en soevereiniteit de boventoon voert.
Elke verdere stap in die op Atlantische, Angelsaksische leest geschoeide Europese eenmaking ontketent een nieuwe golf van neoliberaal beleid, een beleid dat het wereldkapitalisme de afgelopen drie decennia heeft gedomineerd: aanvallen op de welvaartsstaat en de rechten van werknemers, privatisering en deregulering van de marktwerking, het afbouwen van wettelijke pensioenen, gratis onderwijs en openbare gezondheidszorg. Dat is reden genoeg om nee te zeggen. Maar het is niet voldoende om het hierbij te laten.
Nee zeggen tegen het EU-project en de euromunt (waarvan de lidmaatschapsvoorwaarden ook het neoliberale beleid vastleggen) zou volgens de burgerlijke linkerzijde alleen maar leiden tot een herverdeling van Europa in machtsblokken en concurrerende natiestaten. Veel vakbondsleiders en sociaaldemocraten in West-Europa hebben een vergelijkbaar, reformistisch standpunt. Echter, verscherpte conflicten tussen de natiestaten van Europa zijn onder andere vooral een onvermijdelijk gevolg van pogingen om een steeds grotere unie van Europa te creëren op basis van het kapitalisme, vooral in de periodes van neergang en stagnatie die zich regelmatig aandienen in de wereldeconomie.
Er is druk in de wereldeconomie die de nationale kapitalistische klassen van Europa economisch en politiek samendrijft, in het bijzonder om een economische ruimte te creëren die groot genoeg is om te wedijveren met de VS, Japan en in toenemende mate met China. Het wereldwijde kapitalisme, ook binnen de EU, is steeds minder georganiseerd op basis van natiestaten als economische en politieke entiteiten, nationale soevereiniteit is een sta-in-de-weg geworden voor het laatkapitalisme, terwijl de natiestaten oorspronkelijk ooit als politiek-institutioneel terrein het pad effenden voor de verdere ontwikkeling van het kapitalisme. Multinationale bedrijven zijn, terwijl ze de wereld rondreizen, nog enkel verbonden met hun hoofdkwartieren en sluizen winsten tussen diverse vestigingen door, afhankelijk van fiscale voordelen.
Als de werkende klasse merkt dat ze machteloos onderworpen is aan ‘marktkrachten’ die ze niet kan controleren, zal ze openstaan voor ideeën die nationale soevereiniteit en solidariteit enerzijds en politieke regulering en democratische controle over de economie anderzijds als alternatief kunnen aanbieden. Onder andere een programma van onteigening van de productiemiddelen wordt dan pas mogelijk, maar zelfs publieke eigendom van grote delen van onze economie zou, in het vijandige klimaat van een kapitalistische wereldeconomie, slechts een eerste stap zijn in het breken van de macht van de multinationals en het economisch globalisme. De liberale instellingen werken als een sluier over de onderliggende machtsverhoudingen. Het liberalisme overleeft door de staat voor te stellen als een neutrale handhaver van een wettelijke code die gebaseerd is op een objectieve morele orde, in plaats van wat het is: een geheel van instellingen en procedures die ten dienste staat van de machthebbende elite die via de staat haar zaken regelt. De EU vormt hierop geen uitzondering. Alle wetten, en het door het Westen geïnspireerde internationale recht in het bijzonder, worden selectief gehandhaafd omwille van imperialistische belangen van de elites. Economische alternatieven en staatkundige vernieuwing worden daarbij als ongewenst beschouwd en dus afgekeurd. Wie een sociaal en onafhankelijk Vlaanderen wenst, kan niet anders dan voor een Vlexit te kiezen! De exit uit België, uit de NAVO en uit de EU. “Our demands most moderate are, we only want the earth!” (James Connolly).