De Zannekinbond is vernoemd naar de Vlaamse opstandelingenleider Nikolaas Zannekin uit Lampernisse (nabij Veurne). Aan het begin van de veertiende eeuw leidde deze volkse rebellenleider met zijn beweging, bekend als de Kerels van Vlaanderen, een opstand tegen de graaf van Vlaanderen en de Franse Koning. Hoewel hij minder bekend is dan Jan Breydel en Pieter De Coninck, vertegenwoordigt op uitmuntende wijze de weerstand van het Vlaamse proletariaat tegen de overheersende bovenklasse uit binnen- en buitenland. Na de opstanden van 1302, waarbij de Franse aristocratie een verpletterende nederlaag werd toegebracht door een Vlaams volksleger bij de Kortrijkse Groeningebeek, werd door beide partijen uiteindelijk de vrede ondertekend in Athis-sur-Orge (1305). Dit was een voor de Vlamingen uiterst vernederend verdrag met grote financieel-economische gevolgen. Koningsgezinde patriciërs dienden te worden gerehabiliteerd, steden als Rijsel, Dowaai en Orchies werden aan het Franse kroondomein toegewezen, en een zware herstelbetaling van 400 000 pond (plus een boete van 20 000 pond) moest worden betaald aan de Franse koning. Daarenboven konden Fransen Vlaamse soldaten uit de feodale legers en stadsmilities opvorderen voor hun eigen krijgsondernemingen. De schulden liepen op tot 1 500 000 Parijse ponden tegen 1317. In het jaar daarvoor werd Vlaanderen ook nog eens geteisterd werd door epidemieën en een hongersnood. Het in 1312 gesloten verdrag van Pontoise verzwaarde de lasten immers nog meer. De gevolgen daarvan werden door adel en clerus naar de lagere klassen doorgeschoven. Dit alles zou uiteindelijk leiden tot de Opstand van Kust-Vlaanderen, waarvan Nikolaas Zannekin de leider was.
De opstand van de Kerels van Vlaanderen duurde van 1323 tot 1328. Kust-Vlaanderen was een voor die tijd relatief welvarende regio, waarvan de inwoners door middel van inpoldering relatief grootschalige en onafhankelijke landbouwbedrijven hadden weten uit te bouwen. Deze zelfredzaamheid leidde tot het ontstaan van een eigen klasse van vrijboeren, namelijk de ‘Kerels’, die relatief veel vrijheden bezaten, in tegenstelling tot de meeste horige boeren en lijfeigenen uit Binnen-Vlaanderen. Ondanks deze vrijheden bleven ze laag in de sociale rangorde staan en werden ze door clerus en adel vaak geminacht. Bovendien probeerde de proto-bourgeoisie, het koningsgezinde patriciaat, haar invloed op de kuststreek uit te breiden, omdat zij haar belangen in de steden sterk gereduceerd zag door de gebeurtenissen van 1302.
Toen de nieuwe graaf Lodewijk I van Nevers in 1323 de eed aflegde, brak de opstand uit in de Kasselrijen van de Polderstreek, Veurne-Ambacht, Bergen-Ambacht, het Brugse Vrije, de Vier-Ambachten en het Land van Waas. Eerst weigerden de Kerels om belastingen te betalen, maar de sfeer werd al gauw grimmiger. Na mislukte onderhandelingen in de Abdij van Ter Duinen vluchtte Lodewijk van Nevers naar Frankrijk. De stad Ieper schaarde zich aan de zijde van de opstandelingen. De bedoeling van de revolutie was volgens de beroemde historicus Henri Pirenne om een “landbouwdemocratie” op te richten, waarbij het land zou toebehoren aan diegenen die het bewerkten: een voor die tijd ronduit revolutionaire gedachte! Nikolaas Zannekin, Segher Janssone, Lambert Bonin, Jacob Peyt en Willem de Deken waren de voornaamste hoofdmannen van de revolutie. Zij stelden commissarissen aan om het nieuwe bewind te consolideren en slaagden er ook in om de gilden van Brugge naar hun kant over te halen, met Willem de Deken als leider van de Bruggelingen. Enkel de stad Gent bleef trouw aan de graaf.
Deze plattelandsdemocratie bleef bestaan tot 1328. Dankzij een ware plattelandsguerilla wisten de opstandelingen vijf jaar lang stand te houden tegen alle pogingen op de rebellie de kop in te drukken. Toen kwam in Frankrijk Filips IV van Valois op de troon. Hij wou met de opstand komaf maken en het grafelijke gezag van Lodewijk van Nevers herstellen. Hij verzamelde een groot leger en trok op naar het noorden, waar hij 20 000 Vlamingen trof op de Kasselberg op 20 augustus. Op 23 augustus kwam het tot een gewapend treffen, toen de Vlamingen een verrassingsaanval uitvoerden op het Franse kamp. De veldslag werd na aanvankelijke successen voor de Vlamingen uiteindelijk in het voordeel van de Fransen beslecht, en Nicolaas Zannekin sneuvelde samen met de andere aanwezige hoofdman, Winok de Friere.
Wat Nicolaas Zannekin en de Kerels van Vlaanderen probeerden te realiseren in de middeleeuwen, is natuurlijk al lang geleden en speelt zich af in een ander tijdperk. Maar daarom zijn hun thema’s vandaag niet minder relevant geworden! Ook zij streden tegen een vijandige bovenklasse, het patriciaat, dat zijn ziel had verkocht aan een financieel systeem waarbij de belangen van de binnenlandse financiële topkaste (de grootgrondbezitters, de adel en de clerus) via een complex internationaal netwerk sterk verweven waren met deze van de buitenlandse grootmachten. Het volk, de boeren en de ambachtslieden in de steden (de lagere middenklasse en het proletariaat), was hiervan de dupe. Zij werden financieel uitgezogen, cultureel geminacht en indien nodig als kanonnenvoer voor buitenlandse oorlogen opgevorderd. De Vlaamse elites hadden hun belangen in 1302 weten veilig te stellen dankzij het volk, dankzij de inzet van volksmilities uit stad en platteland, maar verkochten nu datzelfde volk zonder schroom aan de Franse soeverein. Als alternatief probeerden Nicolaas Zannekin en de Kerels een soevereine, op arbeid gebaseerde, egalitaire en agrarische republiek op te richten, waarin ieder zou verdienen wat hem toekomt.
Een beter symbool voor de huidige sociale strijd dan Nikolaas Zannekin kan men zich welhaast niet voorstellen. In tijden waarin een netwerk van binnenlandse en buitenlandse elites hun neoliberaal model opdringen aan de bevolking, is er meer dan ooit nood aan een sociaal en soeverein alternatief. De patriciërs van weleer zijn de bourgeoisie van nu, de bovenklasse van rijke kosmopolitische hipsters in hun lofts en gentrificatiewijken, die hechten aan identiteitspolitiek, neerkijken op het “klootjesvolk” en minachtend staan tegenover de eigen arbeidersklasse. De Franse feodale heersers van weleer zijn vervangen door internationale netwerken waarin Amerikaanse, Britse en Franse financiële en geopolitieke belangen samenvloeien. Net zoals de Franse koningen Vlaamse soldaten konden inzetten voor buitenlandse oorlogen, worden onze mensen en materieel nu ook ingezet in een buitenlands NATO-leger om duizenden kilometers van hier andere soevereine landen te gaan platbombarderen. Net als de graaf van Vlaanderen en zijn adellijke handlangers, is onze politieke kaste er een van verraders, hedonisten en lafbekken, die hun eigen volk uitverkopen en de lasten van de door hen gesloten akkoorden afwimpelen op het gewone volk.
Een ander samenlevingsmodel dringt zich op, want net als Zannekin zijn wij er ons van bewust dat een andere bestaanswijze mogelijk is! Net zoals de Spartakusbond van Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht in Duitsland, genoemd naar de slavenhoofdman Spartacus die een leger van bevrijdde slaven tegen de Romeinse patriciërs in het veld kon brengen, beroepen ook wij ons op het gedachtegoed van een authentieke rebel die streed tegen sociale ongelijkheid en verraderlijke elites. De Zannekinbond situeert zich aldus in de traditie van Spartacus en onze eigen Vlaamse Nikolaas Zannekin, maar ook van vele andere moedige figuren die de loop van de geschiedenis hebben getrotseerd, zoals Emiliano Zapata, Roger Casement, Nestor Makhno, Ernst Thälmann, Subcommandante Marcos, James Connolly, Jan Hempel, Che Guevara, Kwame Nkrumah, Ho Chi Minh, Vasyl Shakhra, Thomas Sankara, Gamal Abdel Nasser,… Hun ideeën leven voort, in Vlaanderen en de rest van de wereld!