Ons land zit opgezadeld met een politieke elite (meerderheid én zogenaamde oppositie), die zich bezighoudt met het verzekeren van haar macht wat leidt tot een stilstand op vlak van ideeën, instellingen, politieke keuzes,…. . Zij sluit zakelijke overeenkomsten met bepaalde industriëlen en de nieuwe elites van het kapitaal, wil aansturen op zogenaamde “rechtse frontvorming”, verklaart ontegensprekelijk en veelvuldig gehecht te zijn aan de parlementaire procedures en de verzekering van ononderbroken legaliteit ook al gaapt daar een immense kloof met het volk,… Het zijn tekenen die duidelijk aangeven hoe deze politieke elite handelt en haar eisen stelt in het teken van economisch eigenbelang en nut. Men propageert de stelling dat dergelijke economische belangen “de vitale behoeften” van de Vlaamse natie vertegenwoordigen. Het misbruik van de communautaire kwestie als breekijzer voor de ontmanteling van de sociale rechten waar de werkende klasse voor streed, is het logische gevolg. De socialistische beweging voor de werkende klasse en de burgerlijke Vlaamse beweging zijn door de Belgische elites steeds efficiënt tegen elkaar uitgespeeld om hun eigen positie veilig te stellen.
Tegen de globalisering en de politiek-economische macht van multinationals dient de natie –binnen een noodzakelijk Europees samenwerkingsverband, anders dan de EU- als belangrijkste tegenmacht beschouwd te worden. Deze natie is niet langer de Belgische staat maar de Vlaamse en Waalse naties waarvan de zelfstandigheid en staatsvorming nu verhinderd wordt door diezelfde politiek-economische elite voor wie het staatkundig status quo samenvalt met de kapitaalsbelangen en de winsten die de globalisering hen biedt. België is in de 19de eeuw gecreëerd als een bestuurlijk instrument in handen van de kapitaalselite tegen de werkende klasse en is dit tot op de dag van vandaag gebleven. De Vlaamse burgerlijke elite heeft zich ondertussen ingeschakeld in het multinationaal kapitaal. De ontmanteling van België en haar deelstaten kan bijgevolg enkel plaatsvinden door het volk, die haar strijd uitdrukkelijk richt op de controle over de economische macht en zo ook de Vlaamse en Waalse natie uit de handen van de ondemocratische en supranationale technocratieën kan halen. Het hoeft geen betoog dat deze strijd noodzakelijk deel moet uitmaken van een brede Europese omwenteling, om kans op slagen te maken.

Vooralsnog wordt elk streven naar politieke zelfstandigheid overheerst door een neoliberale logica. De liberale persoonlijkheid roept het nationale belang echter in (of het nu Vlaams, Belgisch dan wel pakweg Oekraïens is, speelt geen rol – denk aan de liberale politici die als volleerde patriotisme-haters met de Oekraïense vlag staan te zwaaien) wanneer de dorst naar winst en de wil om te exploiteren hen in staat stelt veilig te roven. Wanneer in het liberaal partijkartel een nationalistische golf opkomt, zoekt men beter naar de bourgeois erachter, wachtend op de kans om zichzelf te verrijken. Achter de Vlaams-Waalse transferretoriek gaat bijvoorbeeld heimelijk het kleinburgerlijk streven naar lagere belastingen en minder overheidsbeslag schuil.
Via de toenemende commercialisering is het neoliberaal regime er in toenemende mate in geslaagd om de werkende klasse meer nog dan voorheen in economische termen te laten denken. Men wordt ook via culturele weg ter beschikking gesteld van de burgerlijke maatschappij en het status quo. Het was niet Karl Marx die de werkende klasse indertijd daarheen duwde, Marx legde immers alleen de wetten uit die de kapitalistische economie beheersen en maakte ze zichtbaar voor hen die aan de verliezerskant van het kapitalisme staan. Marx toonde met grote wetenschappelijke strengheid aan dat de diepe krachten die de burgerlijke maatschappij bewegen uitsluitend voortkomen uit de economische orde en dat zijn opvatting van de wereld volledig gebaseerd is op een manier van denken in economische en berekenbare termen.
De bron van het materialistische denken is te vinden in de burgerlijke maatschappij. Het gros van de werkende klasse is vandaag eveneens een product van de burgerlijke wereld waarvan de elite de band tussen de werknemer en de natuur, de productiemiddelen,… heeft doorgesneden. De elite die de werkende klasse beledigt, omdat zij alleen aan haar salaris en haar contract denkt, is ofwel onbewust en onwetend ofwel uiterst hypocriet. Het verschil tussen de hedendaagse “bourgeois” en de hedendaagse “proletariër” is eenvoudig te begrijpen: de eerste is een begunstigde van de liberale maatschappij en haar globaliserend economisch systeem, de ander moet alle lasten dragen en werd verzekerd van net voldoende inkomen om het essentiële niet in vraag te stellen. Met de energieonzekerheid, oplopende inflatie, een krimpende arbeidsreserve, gebrek aan grondstoffen en een bevolking die overgeleverd is aan een toenemend marktfundamentalisme, komt dit systeem in de toekomst steeds meer in het gedrang, de zoveelste aankomende Black Friday ten spijt. De dictatuur van de economie en het reduceren van de wereld tot een marktgebeuren vormen geen natuurlijke of eeuwige bestemming, ze zijn het product van menselijk handelen en menselijke keuzes. Daaruit volgt dat ze kunnen worden veranderd mits de nodige inspanning.
De politieke en culturele linkerzijde biedt echter geen aanzet tot inspanning meer. Sinds de eeuwwissel heeft het zijn rangen systematisch gezuiverd van elke gedachte die te weinig “inclusiviteit” bevatte richting de “Open Society”. Iedereen die niet ongegeneerd de uiterst liberale, progressieve ideologie aanhangt, wordt van zijn goddelijke zalving ontdaan en verdient het niet langer om tot de stam te behoren. In dat klimaat kon het woke-gedachtegoed gedijen en zich vanuit de Amerikaanse academische wereld verspreiden naar Europa en haar liberale elites. Cultureel liberalisme vormt echter sinds 1968 en nu meer dan ooit de basis van het economisch liberalisme en hedendaags kapitalisme. De dynamiek van de kapitalistische globalisering legt één enkele cultuur op en manifesteert zich in de onderdrukking van alle andere cultuurvormen die niet in het plaatje van het marktdenken passen.
Als de Franse filosoof Jean-Claude Michéa in zijn ‘Les Mystères de la Gauche’ schrijft dat een onderscheid moet gemaakt worden tussen “links” en socialisme, en dat het socialisme beter afstand neemt van een door het liberalisme gedomineerde linkerzijde, heeft hij dan ook overschot van gelijk. De centrale taak van elke socialist is de bestrijding van het kapitalisme (wat in wezen revolutionair is), niet de verdediging van een op rechten gebaseerd hyperindividualisme. Het historische compromis dat destijds in Frankrijk ontstond tijdens de Dreyfus-affaire tussen het socialisme van de arbeidersklasse en burgerlijk links, is niet bedoeld om nog langer stand te houden. De koers die de sociaaldemocraten vandaag varen -en daar is Vooruit met Conner Rousseau de beste illustratie van- is de koers van het liberaal individualisme en de inclusie in het laatkapitalistisch bestel, de koers van de burgerlijke elite. Weg ermee! Wij willen een socialistische natie in een nieuw Europa!
