“Als verkiezingen echt iets konden veranderen, zouden ze allang verboden zijn!” – Guy Debord
Zannekinbond is geen politieke partij maar een metapolitieke socialistische denktank, en houdt zich in principe wars van parlementarisme en partijpolitiek. Wij vertegenwoordigen in principe geen enkele politieke partij, noch uit het Vlaams-nationalistische kamp (dat heden ten dage volledig gekannibaliseerd is door rechts-conservatieve en extreemrechtse krachten), noch uit het “marxistische” kamp, dat de facto onbestaande is sinds de communistische arbeiderspartijen van weleer het reformistische pad hebben kozen en zijn verveld tot links-populistische fracties. Dit gezegd zijnde, leverden de Vlaamse, federale en Europese verkiezingen van enkele weken terug een aantal interessante resultaten op en neemt dit evenmin weg dat bepaalde standpunten ons meer genegen zijn dan andere, en bepaalde lijsten wel op wat meer sympathie kunnen rekenen dan andere – ook al hebben deze partijen bepaalde tekortkomingen. Tevens zijn wij het als denktank verplicht om een analyse te maken van belangrijke fenomenen zoals de hernieuwde opkomst van radicaal-rechts, de almacht van het neoliberalisme en de ondersteunende rol daarin van een groot deel van het parlementaire Vlaams-nationalisme, de totale afwezigheid van de Frontgedachte in de hedendaagse Vlaamse Beweging en de maat van de oppositie op links, met name dat deel dat zich beroept op marxistische of links-nationalistische wortels. Een maand na de verkiezingen maken we de balans op, en besteden we ook aandacht aan de resultaten van een aantal nationale verkiezingen die in tussentijd hebben plaatsgevonden.
De overwinningsnederlaag van extreemrechts
Vooreerst valt -in Vlaanderen- de goede score van de zogenaamde V-partijen te noteren: de N-VA en het Vlaams Belang, die respectievelijk de grootste en de tweede grootste partij zijn geworden. Enigszins tegen de verwachtingen bleef de rechts-conservatieve partij N-VA de grootste, hoewel zij wel enkele zetels verloor. Aldus blijft partijvoorzitter Bart De Wever aanwezig in het centrum van de Vlaamse politiek, een plaats die hij al sinds 2007 bekleed, toen de partij uit het kartel met de CD&V stapte. Het extreemrechtse Vlaams Belang, dat na de eclatante verkiezingsoverwinning van 2019 de sterren in werd gepeild, voldeed niet aan de verwachtingen en bleef aan de onderkant van de voorspelde foutenmarges hangen. Hoewel het VB toch de tweede grootste partij werd en ontegensprekelijk ook de grootste winst boekte van alle Vlaamse partijen, leed ze daardoor een “overwinningsnederlaag”. De afgelopen vijf jaar werd de burger immers voorgehouden dat het Vlaams Belang op het beste resultaat in haar geschiedenis afstevende – nog beter dan twintig jaar geleden, toen het VB na de veroordeling van het Vlaams Blok voor racisme voor het eerst onder haar nieuwe naam meedeed.
Maar wat belangrijker was, voorzitter Tom Van Grieken heeft de voorbije jaren aan iedereen die het wilde horen -en niet in de laatste plaats aan het establishment- voorgehouden dat de partij klaar was om deel te nemen aan een regering. Op het sponsordiner van het conservatieve tijdschrift Doorbraak gaf Van Grieken medio 2022 nog een uitgebreide presentatie om aan te tonen dat de tijdsgeest in Europa klaar was voor conservatieve regeringspartijen, en dat Vlaanderen dit pad onvermijdelijk zou volgen. Het tijdperk van de “radicale zweeppartij” was voorbij, de nieuwe tijd van de “rechtse beleidspartij” was aangebroken. Voorbeelden als de FPÖ, PVV, Lega Nord, Fraterelli d’Italia, de Sverigedemokraterna (Zweden-Democraten) en de Perussuomalaiset (Finnenpartij) zouden hebben laten zien dat rechtspopulistische fracties op een succesvolle manier in die richting kunnen evolueren en ook effectief resultaten kunnen boeken, hetzij als regeringspartner of via een vorm van gedoogsteun. Andere partijen, zoals het Rassemblement National in Frankrijk, hadden nog niet aan het beleid mogen deelnemen maar zouden hier volgens dit narratief in de nabije toekomst ongetwijfeld wel aan toekomen (quod non, maar daarover later meer). Voor Vlaanderen werd de uitnodigende hand vanzelfsprekend uitgestoken naar de N-VA, met wie ondanks de persoonlijke animositeit tussen de partijvoorzitters toch nog steeds een vorm van fundamentele zielsverwantschap wordt verondersteld. Het is eigenlijk ook sprekend dat Vlaanderen niet alleen twee Vlaams-nationalistische partijen kent, maar dat beiden ook in het rechts-conservatieve kamp te situeren zijn, en zich min of meer profileren op dezelfde thema’s (regionale autonomie -of dat nu confederalisme is of Vlaamse onafhankelijkheid-, veiligheid, migratie, mobiliteit, en “Europese waarden”). Hierbij is de Nieuw-Vlaamse Alliantie echter meer georiënteerd op een conservatisme met neoliberale karakteristieken op de Angelsaksische leest geschoeid, terwijl het Vlaams Belang/Vlaams Blok – ooit een katholieke ultraconservatieve partij voor wie abortus een belangrijker programmapunt was dan migratie- tijdens de laatste decennia vooral mee heeft gesurft op de bredere golf van identitaire en rechtspopulistische bewegingen zoals die over gans Europa opgang hebben gemaakt. Dit is gebeurd met de nodige ups en downs, maar over langere termijn valt een duidelijke opwaartse beweging te onderscheiden, naar steeds hogere topscores – al heeft het Vlaams Belang de afspraak met de geschiedenis op 9 juni 2024 dus duidelijk gemist.

Ruim een decennium geleden, toen het Vlaams Belang electoraal behoorlijk slabakte en met de kiesdrempel begon te flirten onder invloed van de sterke opkomst van de N-VA en zijn mediagenieke voorzitter, heeft men nochtans het verschil willen maken door in te zetten op een meer “sociaal” economisch programma, zelfs in die mate dat sommige journalisten en commentatoren begonnen te spreken over een (sociaaleconomisch) “linkse” partij. Dit was natuurlijk een opmerkelijke stelling over een antisyndicalistische partij die ooit nog de slogan “Staken schaadt, werken baat!” in het vaandel voerde, en tevens iets wat de laatste maanden door mandatarissen van de partij met klem ontkend werd. Op het sociaal congres van 2005, dat luisterde naar de titel “Ondernemend Vlaanderen: welvaart voor iedereen”, trok het Vlaams Belang nog voluit de kaart van de ondernemers: minder belastingen, minder overheid, minder vakbond, meer flexibiliteit voor de arbeiders. De Tijd schreef hierover: “De teksten voor het economisch congres van het Vlaams Belang zaterdag in Gent zijn klaar. De partij biedt de bedrijven alles waar ze van dromen: lastenverlagingen, een ontvette overheid en minder machtige vakbonden. Hoeveel dat allemaal kost en wie dat moet betalen, staat er niet bij. Het blijft sinterklaas spelen, met de Walen als zwartepiet. Vlaamse onafhankelijkheid is de sleutel die op alle deuren past.” Enkele jaren later werd door de partij de zogenaamde “Vlaamse Solidaire Vakbond” opgericht, die paradoxaal genoeg voornamelijk diende als vehikel tégen het syndicalisme (het streven naar een rechtspersoonlijkheid voor de vakbonden was één van de speerpunten, waardoor syndicale actie in Vlaanderen juridisch bijna onmogelijk zou worden). Daarna kreeg het Vlaams Belang echter steeds meer concurrentie op de economische rechterzijde, eerst door de libertaire Lijst Dedecker en vervolgens door de donkerblauwe N-VA met haar neoliberale VOKA-programma. Dit resulteerde in 2013 in een nieuw economische programma, waarin de zogenaamde “solidaristische” vleugel binnen de partij tegemoet werd gekomen, maar waarin de partij zich vooral in de markt probeerde te zetten als een meer sociale volkspartij die het beste voor had met de volledige Vlaamse volksgemeenschap – dit dus in tegenstelling tot de Vlaams-nationalistische concurrentie van de N-VA die onverkort de kaart van het economy first-principe trok.
In september 2023, in de aanloop van de verkiezingen, werd wederom een nieuw sociaal-economisch congres georganiseerd, dit keer onder de titel “Welvarend Vlaanderen”, wat meteen ook een oblieke verwijzing lijkt te zijn naar het congres van 2005. Opvallend was de centrale rol die hierbij door oud-LDD’er (en Open VLD’er) Lode Vereeck werd gespeeld. Deze oud-liberaal, die na de neergang van Lijst Dedecker terug overstapte naar Open VLD, werkt sinds 2021 voor het Vlaams Belang en zou tevens de lijsttrekker worden voor de Kamer in de provincie Antwerpen. Hij werd het gezicht van het nieuwe economische programma, samen met “ondernemers” zoals Tom Vandendriessche, Wouter Vermeersch, Hans Verreyt en Reccino Van Lommel. Het nieuwe economische programma van het Vlaams Belang trok in ieder geval weer voluit en onverbloemd de (neo)liberale kaart. Hoewel er in de communicatie naar buiten toe gratuit werd gezwaaid met het “Rijnlandmodel” legde het nieuwe congres opnieuw de nadruk op belastingverlagingen, inkorten van de werkloosheidsuitkeringen, besparen op mutualiteiten en vakbonden en minder participatie in overheidsbedrijven. Ook de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid moet sneuvelen, maar een belasting voor de hogere inkomens blijft voor het Vlaams Belang dan weer taboe. In een interview met VOKA toonde voorzitter Tom Van Grieken zich nog maar eens een tegenstander van de miljonairstaks. De evolutie van “radicale zweeppartij” naar “rechtse beleidspartij” houdt dus, net als in 2005 -toen de partij net als in 2023 in de veronderstelling verkeerde dat machtsdeelname in het verschiet lag- niets anders dan het opvrijen van het patronaat en het Belgische economische establishment in. Het zogenaamde “solidarisme” -een romantisch, vooroorlogs Derde Weg-concept dat nooit in een zinnige economische doctrine heeft geresulteerd, vooral werd gedefinieerd door wat het niét wou zijn, en altijd is blijven hangen in romantisch verbaal gezwam- blijkt niet anders te zijn dan een electorale strategie tegen partijen die het ultraliberalisme succesvoller bedrijven dan het Vlaams Belang. Een strategie die ook even snel weer opgeborgen wordt wanneer dit niet langer nodig blijkt.
Naar een neoliberaal bewind
Samen halen de N-VA en het Vlaams Belang nét geen meerderheid, maar dat laat onverlet dat dit iets is wat decennialang een utopie heeft geleken bijna binnen handbereik lijkt te liggen: een electorale meerderheid voor het Vlaams-nationalisme, die zo groot is dat de Belgische staatsconstructie er niet meer omheen kan. We concluderen echter dat reeds op de verkiezingsavond, toen bleek dat het Vlaams Belang niet incontournable zou worden, deze optie al van de tafel was geveegd. Het Vlaams Belang bleek immers niet nodig te zijn om een nieuwe neoliberale regering te vormen. Meteen werden onderhandelingen opgestart om samen met de christendemocraten en de sociaaldemocraten een zogenaamde “centrumcoalitie” op de been te brengen. Door de smadelijke neergang van de Open VLD was deze partij immers geen realistische regeringspartner. In het Waalse landsdeel werd ondertussen de voet aangeveegd met de mythe van de “twee democratieën”, waarin Vlaanderen altijd rechts zou stemmen en Wallonië eeuwig in de greep zou blijven van de zogenaamde “PS-staat”. Ditmaal scoorden de liberalen van de MR echter zeer goed en werd de PS slechts de derde partij, na de voormalige christendemocraten van Les Engagés. Opvallend is ook de relatieve neergang van de PTB, een waarschuwing aan het adres van de zegevierende PVDA dat de bomen niet eeuwig tot in de lucht zullen blijven groeien (later hierover meer). Zowel in Vlaanderen als Wallonië (én overal in Europa) werden de Groenen weggeveegd, een voorspelbare electorale afstraffing van het triomfalisme van het internationale linksliberale woke-denken, dat culture wars en sectoriële energiebelangen in de plaats van klassenstrijd en effectieve ecologie wou stellen.
De nieuwe regeringen die nu in de stijgers staan, zowel de Belgische als de Vlaamse, houden donkerblauwe beloften in die de herinnering aan de regering Michel-I, die destijds enorme stakingsgolven teweegbracht met haar overheidsbesparingen en tax shift, zouden kunnen doen verbleken. Op Vlaams niveau werd de thatcheriaan Matthias Diependale als formateur aangesteld. Het tijdschrift Knack merkte terecht op dat de sociaaldemocraten van Vooruit vreemd genoeg wel bezwaar maakten tegen een figuur als de rechtse nationalist Jan Jambon, die een verleden heeft bij de Vlaamse Volksbeweging en ook bij het Vlaams Blok, maar niet tegen de neoliberale boekhouder Diependale voor wie besparen op overheidsuitgaven een regelrechte kunst is. De onderhandelingen zijn momenteel nog in volle gang, maar het is duidelijk dat Vlaanderen en België zich op een donkere neoliberale herfst mogen voorbereiden, temeer daar de mythe van de twee democratieën doorprikt is en de regeringsvorming in de deelstaten een afspiegeling zal zijn van het federale niveau of, wellicht eerder: vice versa.
Over de N-VA zouden wij op de keper beschouwd kort kunnen zijn: reeds 15 jaar fungeert deze partij als het kanaal bij uitstek voor het meest donkerblauwe neoliberalisme en draagt zij hierdoor op een kwalijke manier bij aan het hardrechtse imago van de Vlaamse soevereiniteitsgedachte in de 21ste eeuw. Nochtans hadden sommigen bij de oprichting van deze partij gedacht dat deze rechtsopvolger van de Volksunie zich meer zou gaan richten op erfgoed, cultuur en identiteitsondersteunende projecten. Wie zich de eerste interviews met oprichter Geert Bourgeois herinnert na de splitsing van de Volksunie, herinnert zich wellicht nog hoe hij indertijd sprak over een partij van ‘haakse waarden’, die het hyperindividualisme aan de kaak wou stellen. Maar nadat Bart De Wever als voorzitter van de partij niet alleen het gedachtegoed van Edmund Burke maar ook van Theodore Dalrymple en zijn fundamentele aanval op de welvaartsstaat omarmde, kwam de N-VA hopeloos in het vaarwater van de Engelse conservatieven terecht met haar antisocialistische narratieven. De ‘haakse waardenpartij’ die ooit het hyperindividualisme in de tang wou nemen, werd nu de grootste pleitbezorger van datzelfde individualisme. En dan spreken we nog niet over de uitgesproken pro-NAVO en zionistische imperialistische geopolitieke standpunten, waar N-VA kopstuk Theo Francken (defensiespecialist en voorheen: Asiel & Migratie) wellicht de meest uitgesproken spreekbuis van is. De V-partijen mogen dan wel de grootste gezamenlijke score hebben geboekt in de naoorlogse geschiedenis: de erfgenamen van de Frontbeweging blijven meer dan ooit verweesd achter.
Linkse oppositie?
Overigens stellen wij vast dat deze verkiezingen voor het eerst sinds de neergang van de Volksunie de belofte inhielden van een links-nationalistische partij, maar dat deze verwachtingen uiteindelijk geenszins werden ingelost. In het midden van het vorige decennium werd de denktank Vlinks opgericht, die een alternatief moest bieden voor het bewind van de regering Michel-I en het burgerlijk conservatisme van de N-VA. De opiniestukken van Johan Velghe vormden regelmatig een welkome afwisseling op de gangbare rechtse plattitudes in de media. Enkele jaren geleden werd dan de stap gezet naar het uitbouwen van een politieke partijstructuur onder de naam Vista. Het paarse partijlogo voorspelde -Diego Fusaro’s stellingen over de “fuchiakleurige” liberale linkerzijde indachtig- evenwel al weinig goeds en deze onheilspellende voorgevoelens werden dan ook voor de volle 100% ingelost toen de partij eind 2023 jammer genoeg besloot aan te sluiten bij de ultralibertaire klucht “Voor U” van Open VLD-dissidente Els Ampe. Het gebruikelijke verlanglijstje van “meer vrijheid”, “minder belastingen” en “een slankere overheid” werd daarenboven nog eens gecombineerd met radicale imperialistische pro-NAVO-standpunten, uitgedragen door een aantal kandidaten die afkomstig waren uit de ultraliberale (en pro-zionistische) Oost-Europese diaspora. Geen wonder dat lijstduwer en marxistisch filosoof Ludo Abicht (Vlinks) het na 1 dag al voor bekeken hield, nadat hij de tijd had genomen om het programma eens goed door te lezen. Terecht bleef deze aberratie ver onder de kiesdrempel steken. Het enige positieve dat hierover misschien nog te noteren valt, is dat deze lijst Open VLD wellicht een procentje naar beneden heeft getrokken, helaas nog niet genoeg om deze partij eveneens onder de kiesdrempel te helpen. Wij betreuren dat linkse flaminganten zijn meegestapt in dit project, al begrijpen wij dat het in de eerste plaats om een strategische keuze ging om bepaalde drempels waar kleine partijen tegenaan lopen te overwinnen. Toch benadrukken wij: de erfgenamen van de Frontbeweging blijven op die manier verweesd achter. Wij blijven niettemin hopen op een daadwerkelijk zinvolle bundeling van linkse nationalistische en regionalistische krachten en vredesbewegingen in de toekomst, en wij hopen dat de geesten hiertoe verder zullen rijpen bij actoren als Vlinks, Vista, Meervoud en/of de V-SB.
Uiteraard kunnen wij hier niet anders dan ook even stilstaan bij de overwinning van de PVDA in Vlaanderen. Hoewel de Partij van de Arbeid al lang niet meer de marxistisch-leninistische partij is van oud-voorzitter Ludo Martens, noteren we uit die hoek natuurlijk nog steeds waardevolle standpunten en vormt deze partij op sociaal, economisch en geopolitiek vlak nog steeds de sterkste lijst. Teleurstellend is natuurlijk het feit dat de partij geen authentiek anti-imperialistisch standpunt durft in te nemen inzake de oorlog in Oekraïne, en dit in de aanloop naar de verkiezingen nog eens dik in de verf probeerde te zetten in haar campagnefilmpjes. Te vrezen valt dat de partij, hoewel zij niet zetelen in éénzelfde fractie in het Europees parlement, aansluiting heeft gezocht bij het ‘piramidemodel’ van de Griekse KKE, waarbij de oorlog wordt gekenschetst als een “inter-imperialistisch” conflict. Dit is een zienswijze die in het beginstadium van de oorlog grote invloed heeft gehad op veel socialistische en trotskistische fracties die zich op die manier niet aan deze electoraal hete aardappel moesten verbranden. Anders is het natuurlijk gesteld met de Palestijnse zaak en de strijd tegen de genocide, waarvoor de partij zich de afgelopen maanden als geen ander heeft ingezet, zowel op straat als in het parlement. Ook heeft de partij een gezondere kijk op defensie en de NAVO dan het gros van de partijen. Door de reformistische en populistische koers die de PVDA in de loop van de 21ste eeuw heeft ingezet, heeft ze haar rol als intellectuele avant-garde en voorhoedepartij evenwel gedeeltelijk verkwanseld. In dit opzicht is het dan ook zeer sprekend dat huidig voorzitter Raoul Hedebouw in interviews en debatten zelfs ontkent naar communisme te streven. Aldus is de PVDA heden ten dage geëvolueerd naar een linkspopulistische fractie à la Syriza, met een zeer herkenbare communicatieve stijl die er vooral op gericht is jongeren te ronselen. Maar de electorale winst die deels vanuit deze “hippe” stijl is gegenereerd, zorgt er wel voor dat een aantal zaken op de agenda kunnen worden gezet, zoals de miljonairstaks, investeringen in de gezondheidszorg, verlaging van de medicijnenprijzen, stopzetting van de pensioenhervorming en verhoging van de minimumlonen. Ook op ecologisch vlak kan de partij vaak meer authentieke standpunten voorleggen dan de Groene hipsterliberalen. Wij feliciteren dan ook de West-Vlaamse spoedarts en klimaatactiviste-van-het-eerste-uur Natalie Eggermont met haar verkiezing en haar succesvolle campagne, waarin ze bijvoorbeeld de problematiek van de stikstofcrisis en de precaire situatie van de Vlaamse landbouwers alvast veel beter naar voor wist te brengen dan de platpopulistische campagne van het Vlaamse Belang, die bleef steken in holle slogans en een voorspelbare oproep tot meer deregulering (en alleen maar dat). Ook de voorstellen om het heft van de energieproductie in eigen handen te nemen, verdienen het om nader bestudeerd te worden. Ecologische, agronomische en sociaal-economische belangen hoeven nu eenmaal niet in juxtapositie tegenover elkaar staan, als wij beseffen dat klimaatstrijd in de eerste plaats klassenstrijd is. Dit gezegd zijnde, moet ook de kanttekening geplaatst worden dat er grenzen zijn aan de mogelijkheden van een populistische politiek binnen het bestaande parlementaire systeem. De neergang van de PTB in Wallonië -tegen de achtergrond van een nadrukkelijke verrechtsing en de opkomst van de MR- zouden dus enkele alarmbellen moeten doen afgaan na de successen van het voorbije decennium, en eraan herinneren dat lang niet alles kan afhangen van de electorale strategie en het halen van veel stemmen.
Europese en buitenlandse verkiezingen
De resultaten van de Europese verkiezingen zijn natuurlijk nog vele malen complexer dan de nationale en het kan niet in de bedoeling van deze bijdrage liggen om die allemaal te analyseren. We beperken ons hier dan ook tot een aantal van de voornaamste positieve en negatieve fenomenen die direct betrekking hebben op het functioneren van het Europees Parlement.
Vooreerst moeten wij helaas afscheid nemen van de Ierse parlementsleden Clare Daly en Mick Wallace (Independents 4 Change) in het Europees parlement. De afgelopen jaren vormden zij een eenzame maar broodnodige anti-imperialistische stem in het Europese halfrond, een plaats waar verder maar weinig dissidentie wordt geduld. Hun kritische interpellaties en parlementair werk over Oekraïne, Venezuela, Irak, Gaza en Syrië kregen veel aandacht op de internationale media en droegen aldus bij tot de bewustwording van het imperialisme van de VS, de NAVO en de EU bij bredere lagen van de bevolking. Hun stemmen vormden een broodnodig alternatief op de bestaande Europese pensée unique, en het is dan ook helemaal niet verwonderlijk dat ze tijdens dit werk stevig gedemoniseerd werden. Hun vertrek is ongetwijfeld een fundamenteel verlies voor het anti-imperialistisch geluid in Europa, en wij hopen dan ook dat zij hun werk – voorlopig?- op een andere manier zullen voortzetten.
Goed nieuws is dan weer het succes van de lijst van Bündnis Sahra Wagenknecht. De voormalige politica van Die Linke bracht in het verleden een aantal uitstekende boeken uit waaronder Reichtum ohne Gier en Die Selbstgerechtigden, waarvan wij de lectuur bij Zannekinbond in het verleden ook aangeraden hebben. Zij won ruimt 6% van de stemmen en mag 6 afgevaardigden naar het Europees halfrond sturen. Vooral in Oost-Duitsland scoorde zij sterk (tot 13%) en liet daarbij Die Linke ver achter zich. Hoewel BSW net als de PVDA en vele andere partijen een linkspopulistische fractie is, en dus geen ideologische voorhoedepartij, slaagde Wagenknecht er in het verleden wel in om kapitalismekritiek te vertalen in een serieus te nemen alternatief economisch model, dat natuurlijk ontegensprekelijk de sporen draagt van haar marxistisch-leninistische wortels maar getransponeerd is naar de 21ste eeuw. Bovendien combineert Wagenknecht dit met soevereinisme en een anti-imperialistische insteek naar het conflict in Oekraïne toe, wat deze partij momenteel tot één van de inhoudelijk sterkste fracties in Europa maakt.

De voorbije weken en maanden vonden er ook nationale verkiezingen plaats in Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. In Frankrijk zien we alvast dat ook het Rassemblement National een overwinningsnederlaag leidt en zich niet tot “rechtse beleidspartij” mag ontvouwen, maar dat daarentegen het linkse populaire front van Mélenchon de grote winnaar wordt. Of dit ook daadwerkelijk een positieve ontwikkeling is, zal de komende weken alvast duidelijk worden, maar zoals commentatoren Thomas Fazi en Haz Al-Din allebei reeds op de sociale media hebben opgemerkt, valt eerder te verwachten van niet. Verenigd “links” -een potpourri van verschillende fracties waaronder ook enkele linksliberale partijen met zeer verwerpelijke standpunten en dus helaas niet alleen Mélenchon, die zelf wel degelijk stamt uit een anti-imperialistische en internationalistische maar ook soevereinistische linkse traditie- zou wel eens de redder kunnen worden van het macronisme, waarna het rampzalige beleid van de voorbije jaren wordt voortgezet. In het Verenigd Koninkrijk kregen de Tories een welverdiende bolwassing na vele jaren van afbraakbeleid en agressief buitenlands imperialisme. Jammer is dat ook hier één van de beste parlementsleden, George Galloway (Workers Party of Britain), uit de politieke arena verdwijnt. Zijn mediaoptredens zullen daarentegen des te meer gesmaakt worden. In Nederland kwam, in tegenstelling tot Vlaanderen en Frankrijk, extreemrechts wél aan de macht (en dit voor de tweede keer al). De populistische en zionistische PVV van Geert Wilders kan echter allerminst een revolutionaire anti-establishment-partij genoemd worden en werd dus moeiteloos gerecupereerd door het systeem in een neoliberaal regeerakkoord. Zo zien we dat het establishment misschien wel liever niet door middel van rechtspopulistische fracties regeert als het niet moet, maar ze moeiteloos kan aanwenden als fuik voor anti-establishment en proteststemmen als het nodig is, om deze dan hierin te neutraliseren zodat échte systemische verandering nooit wordt gerealiseerd.