Investeren in de Belgische defensie: het inhoudelijk bankroet van het burgerlijk Vlaams-nationalisme

De nieuwe federale regering De Wever I gaf bij haar aantreden meteen aan er uitgebreide investeringsplannen op na te houden met betrekking tot het Belgisch leger. Zelfverklaarde Vlaamsgezinden hebben daarbij controle over het premierschap en over het departement defensie. De burgerlijke, door partijpolitiek gedomineerde en uitgeholde Vlaamse beweging blijkt daarmee op de afdeling palliatieve zorg te zijn aanbeland. De belgicisten in het liberale kamp kunnen tevreden zijn.  

Wie vandaag als Vlaams-nationalist voorstander is van investeringen en ondersteuning van het Belgisch leger, aanvaardt via grondwetsartikel 167 het  opperbevel van de Belgische koning over het Belgisch leger en erkent bijgevolg dan ook het bestaansrecht van de Belgische monarchie. Het feit dat het lidmaatschap van de NAVO enige beperkingen aan dat koninklijk opperbevel oplegde, verandert niets aan dit basisgegeven. Dit is een breekpunt en zou voor elke Vlaams-republikein onaanvaardbaar moeten zijn. We hebben het hier immers zelfs niet over een puur ceremoniële functie van het Belgisch staatshoofd. Dat de burgerlijke rechtse “Vlaams-nationalisten” zich hier niet verstoppen achter het feit dat de Minister van Landsverdediging het handelen van de Belgische koning als bevelhebber dekt noch achter de mogelijkheid tot delegatie van de bevoegdheid aan de Minister van Landsverdediging. Het Belgisch staatshoofd mag de essentie van de hem door de grondwet toegekende bevoegdheid immers NIET doorschuiven naar (een lid van) de regering. De Belgische monarch en tevens opperbevelhebber heeft bovendien een eed gezworen dat hij de Belgische onafhankelijkheid en het Belgisch grondgebied ongeschonden moet bewaren (grondwetsartikel 91). 

Met die gezworen eed komen we terecht bij het tweede en belangrijkste breekpunt. Het valse argument dat door de burgerlijke Vlaams-nationalisten gebruikt wordt, waarbij beweerd wordt dat het Belgisch leger zich niet langer richt op de verdediging van het nationale Belgische grondgebied maar dat het haar activiteiten kadert in een internationale context. Het gaat om militaire operaties die door de machthebbende elites “crisisbeheersing”, “vredesoperaties”, “handhaving van de internationale (lees: westerse) rechtsorde”, “terreurbestrijding”, … worden genoemd. Het is inderdaad zo dat na de Tweede Wereldoorlog er geleidelijk een verschuiving kwam naar een internationalisering van het optreden van het Belgisch leger, mede ook via de inzet binnen de NAVO waarvan de Belgische machtselite mee het stichtingsverdrag ondertekende. Tachtig jaar vrede heeft blijkbaar samen met die internationalisering ook de burgerlijke Vlaamsgezinden blind gemaakt voor de realiteit.

Die realiteit is dat de bescherming van het Belgisch nationaal grondgebied en dus het behoud van het staatkundig status quo niet meer de enige doelstelling vormt van het Belgisch leger, maar er wel nog steeds onlosmakelijk de kerntaak van vormt. De opdracht van het Belgisch leger om de integriteit van het Belgisch grondgebied -en dus de eenheid van het land- te bewaren is NIET verdwenen! Meer nog, de Belgische Grondwet (grondwetsartikel 10) voorziet nog steeds -mits enige uitzonderingen- uitdrukkelijk dat militairen de Belgische nationaliteit moeten bezitten. Deze nog steeds geldende bepaling gaat terug tot het Nationaal Congres van 1831 die hiermee de creatie en het behoud van een sterke band tussen het Belgisch leger en “de Belgische natie” op het oog had en is direct gelinkt aan de nog steeds geldende kerntaak van de Belgische defensie(*). Bij verschillende andere westerse legers geldt dit principe van nationale binding (veel) minder.  Dit alles is en blijft volstrekt in tegenspraak met de eerste en voornaamste doelstelling van het Vlaams-nationalistisch ontvoogdingsstreven: de wil tot het opdoeken van de Belgische staat en het afgebakend grondgebied waarop zij haar macht uitoefent, omdat Vlaanderen er deel van uitmaakt. Dit betekent dat het Vlaams-nationaal streven logischerwijs onherroepelijk in conflict komt met de opdracht van dat Belgisch leger! Ook in de 21ste eeuw.

Niet alleen is de oorspronkelijke doelstelling (het “handhaven van de nationale Belgische soevereiniteit”) wat ondergesneeuwd maar nog steeds aanwezig, ze vindt ook plaats in en via de operationele betrokkenheid in internationaal verband! De collectieve handhaving van veiligheid via de westerse internationale organisaties (NAVO, EU, OVSE,…) omvat onder andere ook de bescherming en het behoud van de Belgische staat, haar soevereiniteit en de belangen van haar machtselite, naast deze van de andere lidstaten. De kerntaak van de bescherming van het nationaal Belgisch grondgebied en de territoriale integriteit is met de internationalisering binnen defensie dus opgenomen in het militair optreden van het westers Atlantisch blok en maakt dus mee deel uit van het hedendaags westers imperialisme. De Vlaamse ontvoogdingsstrijd kan bijgevolg in het huidige tijdperk dan ook niet anders dan deel uitmaken van de internationale anti-imperialistische strijd. In de Belgische grondwet is een bepaling die de inzet van troepen in het buitenland verbiedt afwezig. Hiervan wordt al sinds de 19de eeuw gebruik gemaakt om koloniale en neokoloniale belangen van de Belgische machthebbende elite (en bij uitbreiding de westerse belangen waar zij zeer frequent deel van uitmaken) via militaire middelen te verdedigen.


Er stelt zich een bijkomend probleem in het feit dat de deelname van het Belgisch leger in buitenlandse operaties onderdeel is gaan vormen van het buitenlands beleid dat zich in toenemende mate ontwikkelt op het fundamenteel ondemocratisch EU-niveau en het feit dat de beslissing tot inzet van het Belgisch leger steeds meer haar oorsprong vindt op internationaal vlak waar de bevolking geen enkele inspraak of controle over heeft. Het ontbreken van een draagvlak binnen de bevolking voor het inzetten van militairen in bepaalde operaties in het buitenland zal eerder toenemen, ongeacht de reden(en) en verklaring die de machthebbende elite hiervoor aangeeft. We moeten ons vragen stellen bij de democratische legitimiteit van de internationale verplichtingen die de Belgische staat en haar machthebbende elites hebben aangenomen met betrekking tot het gebruik van militaire middelen. Inspraak vanuit de bevolking zou ertoe leiden dat de inzet van het Belgisch leger in buitenlandse operaties minder snel en flexibel verloopt voor de machthebbende elites die een zo vrij mogelijke controle over hun repressiemiddelen wensen, een loutere kennisgeving aan het (steeds door een burgerlijke meerderheid gedomineerde) parlement volstaat dan ook binnen de Belgische wetgeving.  We moeten hierbij benadrukken dat de machthebbende elites op nationaal en westers-internationaal niveau volstrekt inwisselbaar zijn. Nationale regeringsleden kunnen in een politieke stoelendans perfect doorschuiven naar een verantwoordelijke functie binnen de EU, de NAVO,… Deze politieke en economische elites hebben belang bij politieke en institutionele stabiliteit, en dus ook bij het behoud van de Belgische staat. Door haar financieel-economische basis en haar verworteling in het westers establishment, maakt België en haar machtselite onlosmakelijk deel uit van het westers imperialistisch machtsblok.

Met het aantreden van de federale regering De Wever I, stellen we vast dat zogezegde Vlaams-nationalisten onder andere de posten van Eerste Minister en Minister van Landsverdediging bemannen. Niet alleen is er binnen de schoot van deze regering geen enkele overeenkomst tot verdere ontmanteling van de Belgische staat via communautaire hervormingen, terwijl dit nochtans sinds jaar en dag de gekozen (maar volstrekt foute) weg was om de Vlaamse ontvoogding na te streven vanuit de burgerlijke Vlaamse beweging. Meer nog, de ironie wil dat deze regering De Wever I zich blijkt te ontpoppen tot de meest belgicistische regering sinds vele decennia waarbij zij bijvoorbeeld zeer actief inzet op een versterking van de Belgische defensie, deels onder druk van de NAVO (een handig alibi) maar vooral ook als eigen politiek-ideologische keuze. De Wever I met zijn communautaire stilstand en de geplande investeringen in het Belgisch leger bewijzen het inhoudelijk bankroet van het burgerlijk Vlaams-nationalisme en haar verraderlijk pad van hervormingen. 

(*) Zie hierover: VELAERS, J. In: ‘De Grondwet en het inzetten van strijdkrachten’. Maklu, Antwerpen – Apeldoorn, 2005, pp.70-71