Systeemcrisis in Oost-Europa

Centrum en periferie

In het licht van de aanhoudende oorlog met Rusland heeft het Westen de grootst mogelijke moeite om niet alleen de door haar gedomineerde wereldorde, maar ook haar eigen periferie onder controle te houden. In West-Europa bestaat er een hardnekkige, paternalistische visie op de “nieuwe lidstaten” uit Centraal- en Oost-Europa (de voormalige Comecon- en Waschaupactlanden), dat een stereotype neerzet van naïeve kinderen die misschien nog niet helemaal zijn opgevoed in de neoliberale leer, maar die in ieder geval wel uiterst dankbaar (zouden moeten) zijn dat het “vrije Westen” hen heeft bevrijd van het boosaardige Rusland en het meedogenloze communisme. Het blijkt dan ook al drie decennia lang een zeer aantrekkelijke regio te zijn voor zowel conservatieve als liberale Westerse politici en activisten met een white saviour-complex, want al lijken de fenotypische verschillen met het westerse bevolking eerder beperkt, ze worden pas volwaardig Europees beschouwd in de mate waarin ze zich aan het Westen hebben geassimileerd. Zoals Michael Parenti stelt in het boek To kill a nation waren de Slavische volkeren van Centraal- en Oost-Europa in de volle middeleeuwen de allereerste slachtoffers van het Westerse imperialisme, en ze behoren ook tot de meest recente ervan. Het is dan ook des te vervelender wanneer er barsten in dat koloniale, russofobe clichébeeld beginnen te komen.

Op 17 december werd de centrumrechtse nationalistische SNS-partij van Vucic voor de zoveelste keer op rij de grootste partij in Servië, ondanks het feit dat de liberale oppositie zich net als in Hongarije anderhalf jaar eerder had verenigd in een eenheidslijst. De SNS boekte hierbij zelfs enkele procentpunten winst, hoewel volgens de Volkskrant “(…) de steun (voor de partij) langzaam afbrokkelt” (De Volkskrant, 17/12/2023). De partij van Vucic wordt in de westerse media steevast “pro-Russisch” genoemd, omdat zij sinds maart 2022 altijd heeft geweigerd om mee te doen aan de sancties tegen Rusland, ondanks de toenemende Westerse druk. Eerder in het najaar was de linkspopulistische SMER-partij in Slowakije eveneens de grootste geworden, waarbij de openlijk pro-Russische president Fico aan het bewind kwam. Fico verzet zich tegen wapenleveringen aan Oekraïne en pleit voor vredesonderhandelingen. Hetzelfde geldt natuurlijk voor Victor Orbán in Hongarije, die tot grote verbijstering van de Westerse media een verpletterende verkiezingsoverwinning boekte in het voorjaar van 2022 – kort na het uitbreken van de Russisch-Oekraïense oorlog. Op dit ogenblik blokkeert Hongarije binnen de Europese Unie een steunpakket van 50 miljoen euro bestemd voor wapenleveringen aan het regime van Zelenskyi in Kiev.

Hoewel geen van deze regeringspartijen nu bepaald “revolutionair” of “systeembedreigend” kan worden genoemd (het gaat telkens om burgerlijke nationalisten of populistische bewegingen zonder echte ideologische onderbouwing, die hun positie in de neoliberale EU als lidstaat of kandidaat-lidstaat niet fundamenteel in vraag durven te stellen), trekken ze natuurlijk een belangrijke streep door van de imperialistische plannen van de EU en NAVO om hun grenzen nog verder oostwaarts te verleggen. Daarom hoeft het ook niet te verbazen dat er zowel in Servië als Slowakije rellen uitbraken direct na of in de eerste maanden na de verkiezingen – en dit in de ondertussen welbekende stijl van de “kleurenrevoluties”. Ook al heeft deze formule na Maidan nergens meer tot een vergelijkbaar resultaat geleid (bijvoorbeeld Venezuela, Hong Kong, Wit-Rusland, Kazachstan, enzvoort), toch blijft ze pro-westerse activisten en NGO’s, met geld en steun van Westerse veiligheidsdiensten zoals de CIA en MI6, inspireren tot mobilisatie en pogingen om met geweld toegang te verschaffen tot overheidsgebouwen en kritische infrastructuur; teneinde op die manier het land plat te leggen en de macht te grijpen. Hongarije werd eind vorig jaar dan weer gepasseerd in de stemming in het Europees parlement over de toetreding van Oekraïne tot de EU (er werd gestemd “toen Orban naar het toilet was”), en op dit moment bekijken de Europese lidstaten de opties om het land helemaal te passeren en daarbij meteen ook de nodige EU-fondsen te ontzeggen. In Moldavië werd vorig jaar dan weer de links-conservatieve Șhor-partij verboden, toen duidelijk begon te worden dat deze, samen met de Moldavische socialisten en communisten, op weg waren naar een absolute meerderheid die de pro-Europese PAS-partij van de troon zou stoten. Daarnaast bleken zij ook in staat om brede volksmassa’s op straat brengen tegen het prowesterse regime van president Maia Sandu, wat bij de pro-Europese liberalen het schrikbeeld opriep dat de geliefde kleurenrevoluties wel eens succesvol zouden kunnen zijn, maar dan in de verkeerde richting.

Protesten tegen de pro-westerse regering in Chișinău, Moldavië (2022)

Sinds de jaren ’90 hebben de landen van Oost-Europa een traject van liberalisering en integratie in het westerse geopolitieke en economische systeem doorlopen, dat niet is verlopen zoals veel activisten van het eerste uur hadden gedacht. In plaats van de Heilige Graal van “vrijheid” en “democratie” kregen de Oost-Europese samenlevingen stringente economische hervormingen opgedrongen teneinde mee te kunnen draaien in het neoliberale wereldsysteem. Ondanks de belofte van Amerikaans minister van Buitenlandse Zaken James Barker aan Gorbatsjov om de NAVO “not one ich” naar het oosten uit te breiden, werden in 1997 en in 2004 achtereenvolgens alle landen van het voormalige Warschaupact in de westerse veiligheidsarchitectuur geïntegreerd. Ze werden ook meteen betrokken in de Amerikaanse “war on terror” die toen door de Angelsaksische neoconservatieven onder leiding van George Bush in Midden-Oosten werd gevoerd. In 2019 drukte Jan Čarnogurský, nochtans een anticommunistisch activist tijdens de Fluwelen Revolutie en later ook Eerste Minister van Slowakije (1991-1992), het nog als volgt uit: “Ik moet zeggen dat we in november 1989 niet dachten dat geld een grote rol zou spelen in het openbare leven. Nu is geld het belangrijkste criterium voor het succes van een burger. Toen zei iedereen, zelfs Václav Havel (voormalig president van Tsjecho-Slowakije – nvdr), dat de NAVO en het Warschaupact moesten worden ontbonden en dat Europese landen de weg van samenwerking moesten inslaan. Maar het tegenovergestelde gebeurde. Tsjechië en Slowakije werden bij de NAVO betrokken en vervolgens werden de Slowaakse soldaten gedwongen om naar Irak te gaan. En nu is het Slowaakse leger aanwezig in Afghanistan en de Baltische staten, waar het wordt betrokken bij spanningen met Rusland. Dit is niet hoe we het toen zagen.

Het Visegrád -fenomeen

Het zijn de immer woedende discussies binnen de Europese Unie rond asiel en migratie, die de tegenstellingen tussen Oost en West voor het eerst opnieuw aan het licht brachten. Toen in 2015 over het ganse Europese continent een vluchtelingencrisis uitbrak als resultaat van de desastreuze imperialistische oorlogspolitiek in het Midden-Oosten (Irak, Syrië, Libië, …), liepen de vluchtelingenroutes deels door de Balkan en Hongarije. De plannen van de Europese Unie om deze vluchtelingenstroom volgens vaste quota over de verschillende lidstaten te verspreiden, riepen vervolgens grote weerstand op in de voormalige Oostbloklanden, die jarenlang geconfronteerd waren met social dumping, lage lonen, wegvallen van de sociale bescherming van de socialistische samenleving, stijgende prijzen, emigratie van de hun eigen actieve beroepsbevolking, exploitatie van de achterblijvers door westerse multinationals, sekstoerisme en erosie van de traditionele samenleving.

Dit alles leidde tot het zogenaamde Visegrád-fenomeen, een verschijnsel dat welhaast mythische proporties heeft aangenomen bij “dissident rechts”. In Polen en Hongarije ontstonden zogenaamde “illiberale democratieën”, waarbij rechtspopulistische partijen als PiS en Fidesz het bewind overnamen en zich verzetten tegen immigratie (maar dan vooral uit moslimlanden) en teveel inmenging vanuit de EU, en streefden naar het behoud van de nationale soevereiniteit, culturele identiteit en de traditionele katholieke samenleving. In Tsjechië en Slowakije volgden meer linkspopulistische partijen als ANO en SMER een min of meer vergelijkbaar parcours, althans op het vlak van illiberalisme, migratie en nationale soevereiniteit. Door verenigd West-Europees radicaalrechts werden zij beschouwd als welhaast utopische, cultureel homogene samenlevingen, waar “het gezond verstand regeerde” en “men nog zichzelf mocht zijn”. Dit dan in tegenstelling tot het multiculturele en sterk geglobaliseerde West-Europa. De jaarlijkse roodwitte kleurende nationalistische mars in Warschau vormt dan ook aanleiding voor een bedevaart voor menig West-Europees rechtsnationalist.

De jaarlijkse Mars voor Onafhankelijkheid in Warschau, Polen

Groot was dan ook de consternatie toen Polen dit najaar een ultraliberale regering verkoos onder oudgediende Donald Tusk (hét gezicht van het neoliberalisme in Polen aan het begin van de 21ste eeuw), boven het bewind van Prawo i Sprawiedliwość (PiS) Structureel hadden de rechtspopulisten dan ook weinig gedaan om voor de Poolse samenleving een alternatief maatschappelijk project uit te werken. In werkelijkheid liet Polen al die tijd honderdduizenden migranten binnen om er te werken om aan lage lonen, terwijl de eigen actieve bevolking voor dezelfde relatief lage lonen in West-Europa “knelpuntberoepen” invulde, voornamelijk in de constructie, schoonmaakbedrijven en landbouw. In eerste instantie bestonden de arbeidsmigranten voornamelijk uit Oekraïners, met wie PiS -waar dromen over het Pools-Litouwse Gemenebest en Intermarium van Józef Piłsudski nooit veraf waren- niet alleen een gedeeld verleden maar ook een toekomstige culturele en territoriale integratie voor ogen had. Na 2018 werden echter in toenemende mate kwamen ook migranten uit het Verre Oosten het land binnengelaten. Verder bleef het Poolse systeem in verregaande mate afhankelijk van EU-fondsen om haar eigen economische groei te ondersteunen, een chantagemiddel dat door de liberale eurocraten uit Brussel en Straatsburg gemakkelijk kon worden ingezet wanneer het beleid van de Polen teveel uit de pas liep. Polen nam evenwel geen afstand van het neoliberale economische systeem en trad niet uit de Europese Unie, maar bouwde op nationale basis een persoonlijk caesarisme uit rondom de persoon van partijleider Jarosław Kaczyński, waaraan de bureaucratie, de invloedrijke katholieke kerk en de rechterlijke macht schatplichtig moesten worden. De kiezer moest worden overgehaald door het moreel gezag van de Poolse katholieke kerk, sociale maatregelen zoals extra kindergeld (het plan 500+) die een deel van de bittere neoliberale pil moesten verzachten (wat hen een sociaal-economisch links imago opleverde) en een identiteitscultus die werd opgebouwd rondom het lijden van het Poolse volk doorheen de geschiedenis. Tevens presenteerde de conservatieve PiS-partij zich als een verdedigingsgordel die rondom Polen lag, en die het land behoedde van radicaal-islamitische terroristische aanslagen zoals die wel plaatsvonden in de West-Europese grootsteden; een argument dat natuurlijk aan kracht begon te verliezen naarmate die aan het eind van vorig decennium in intensiteit begonnen af te nemen.

Socialisme & eurazisme

De Speciale Militaire Operatie die Rusland begin 2022 in Oekraïne heeft gelanceerd, veranderde het Oost-Europese geopolitieke landschap ten gronde. Het Westen had zich voorgenomen om “unity & resolve” te vertonen in haar reactie, die erop gericht was om van de gelegenheid gebruik te maken om Rusland op de rug van Oekraïne een strategische nederlaag toe te dienen, en alle landen dienden in de pas te lopen – en dan vooral NAVO-lidstaten en partners aan de periferie. Meer nog, interne kritiek op het leveren van wapens, financiële steun of militaire expertise aan de regering-Zelenskyi werd in de kiem gesmoord met het argument dat er maar wat meer naar “Eastern European voices” moest geluisterd worden, geheel in de historische visie van het woke dekolonisatie-discours, waarbij alle landen van Centraal- en Oost-Europa, en bij uitbreiding ook alle voormalige Sovjet-repblieken en niet-Russische oblasten binnen de Russische Federatie, als voormalige kolonies van de Russen en de Sovjets worden beschouwd. Waar in eerste instantie blinde gehoorzaamheid de toon zette, beginnen er nu toch steeds meer barsten te komen in het systeem – barsten die overigens al langer structureel aanwezig waren in de onderlinge verhoudingen tussen Oost- en West-Europa. Hierbij blijken de meeste Visegrád-populisten, of ze nu in de regering zitten of ondertussen tot de oppositie behoren, in meerdere of mindere mate te sympathiseren met Rusland. Tot de trouwste bondgenoten van de VS behoren echter nog steeds de Polen, samen met de Baltische Staten. De  Poolse regering heeft -in tegenstelling tot Hongarije- dan ook altijd een strikt occidentalistische, Atlantische koers gevaren, waarbij zij zichzelf als geprivilegieerde partner van de Amerikanen op het Europese continent zag. In Donald Trump meenden zij zelfs een ideologische zielsverwant te herkennen. Toen onder deze laatste de relaties met de Europese bondgenoten dermate verzuurden dat een aantal fundamentele NAVO-principes op de helling kwamen te staan, werkten zij maar al te graag mee aan zijn plan om Amerikaanse militairen uit Duitsland terug te trekken en in de plaats daarvan in Polen te stationeren. Er werd zelfs gespeeld met de idee om op Poolse bodem een nieuwe Amerikaanse basis genaamd “Fort Trump” te bouwen. Toen de oorlog in Oekraïne losbrak, ontpopten zij zich meteen tot de meest genereuze wapenleveranciers aan Kiev. Te laat kwam PiS erachter dat men nationale soevereiniteit en een sociaal beleid niet samengaan met het trouw functioneren binnen een Westers globalistisch neoliberaal en imperialistisch systeem. Toen de markten doelbewust overspoeld werden met Oekraïens graan, kwam PiS in conflict met de regering Zelenskyi, hoewel zij ongetwijfeld een aantal Westerse investeringsmaatschappijen hierop ook had mogen aanspreken: meer dan drie en mogelijk tot zes miljoen hectare van Oekraïense landbouwgrond kwam ondertussen in handen van grote multinationals, en 10 privémaatschappijen controleren 71% van de Oekraïense landbouwmarkt. Wanneer de militaire samenwerking tussen beide landen hierdoor op de helling kwam te staan, stapte de volledige Poolse legertop (de facto als een supranationale structuur volledig geïntegreerd in de NAVO) één week voor de verkiezingen op. De huidige coalitie van liberale partijen zet de russofobe politiek van haar conservatieve voorgangers dan ook met zo mogelijk nog groter fanatisme voort.

“Tsjechische vrouw, we roepen je op tot creatief werk voor een betere toekomst van de natie.” Tsjechoslowakije, 1945.

Het voorbeeld van Polen toont dan ook aan dat er geen sprake kan zijn van nationale soevereiniteit of een sociale beleid t.a.v. van de eigen bevolking, wanneer men niet op fundamentele wijze breekt met het neoliberale wereldsysteem dat nog steeds vanuit de Westerse hoofdsteden (Washington, London, Brussel, Berlijn, Parijs) wordt aangestuurd. De “illiberale” populistische regeringen van Oost-Europa zijn in belangrijke mate caesaristische constructies die draaien rond charismatische en post-ideologische figuren zoals Orbán, Fico, Vucic of Zeman, wiens electorale strategieën vooral draaien rond het kopen van loyaliteit en soft power onder de bevolkingdoor het innemen van bepaalde populistische standpunten, die niet daarom nog niet per sé beantwoorden aan de essentie van het dat beleid zoals het in de praktijk wordt gevoerd. Tot die standpunten behoren een gematigd pro-Russisch perspectief dat inspeelt op de (panslavische of eurazische) sympathieën die zeker leven bij een groot deel van de bevolking (maar voorlopig nog steeds relatief marginaal zijn in Polen, dat een getroebleerde geschiedenis kent met haar Russische buren). Verder moeten sociale maatregelen en staatsinterventies aan de bevolking een gevoel van veiligheid en cohesie in de neoliberale chaos verschaffen, dat nostalgische herinneringen oproept aan de socialistische volksrepublieken van de tweede helft van de twintigste eeuw. Desalniettemin gaat het hier voornamelijk om symptoombestrijding en is echte verandering pas mogelijk wanneer er ook systeemverandering optreedt. Zo lang de banden met het imperialistische en neoliberale centrum niet worden doorgesneden, blijft Oost-Europa aan de ketting van Washington en Brussel hangen, en blijft het vatbaar voor manipulatie en chantage in de vorm van sancties, subversieve liberale oppositie en kleurenrevoluties. Dit vereist een nieuwe samenleving opgebouwd op socialistische principes, die overigens volledig in lijn liggen met de premoderne collectivistische tradities uit deze regio. Dit in eurazisch geopolitiek perspectief, met respect voor de nationale soevereiniteit en diversiteit van de etnische en culturele gemeenschappen. Men kan hierbij in de eerste plaats voortbouwen op de ervaring die werd opgedaan in de vorige eeuw, tijdens het reëel bestaand socialisme, het marxisme-leninisme en de nationaalcommunistische volksrepublieken, toen men grosso modo tegen dezelfde vijand moest opboksen.