De tijd dat het gebruik van drugs beperkt bleef tot een culturele avant-garde is sinds de liberale revolte van Mei ’68 definitief naar de geschiedenis verwezen. Ronddolende zombies onder invloed van flakka in Vlaamse provinciesteden, bijna wekelijkse granaataanslagen in het de Antwerpse agglomeratie, alom aanwezigheid van drugsgebruik en -handel in de amusementsindustrie, films en tv-series,… De bagatellisering van het drugsgebruik mag ons echter niet doen vergeten dat het een machtswapen is. Door te spelen met de zwakke punten van de mensen wordt het heersende systeem versterkt. We kunnen in de eerste plaats vaststellen dat drugsgebruik en -verslaving, in al zijn vormen, vooral een vlucht is. Een ontsnapping aan de afwezigheid van betekenis en vreugde in een wereld die niets anders is dan spanning en dagelijks overleven. Een ontsnapping aan de pijn van het niet kunnen voldoen aan de taak van moderne (kapitalistische) dwangbevelen.
Drugsverslaving is een extra vorm van vervreemding die wordt toegevoegd aan de algemene vervreemding van de moderne samenleving. Het is een overgave, een verzaking die leidt tot een aanvaarding van het lot. Dit soort gedrag is dus onverenigbaar met een revolutionaire aanpak. Een maatschappij die als enige ontsnappingsroute alleen de vlucht naar kunstmatige paradijzen in zich draagt, draagt de wortel van haar eigen einde. Het liberale regime slaagt er langs geen kanten in de strijd tegen de drugsplaag te winnen. Door het feit dat het gevestigde beleid er steeds minder in slaagt om kwetsbare groepen perspectief te bieden op een beter leven, ontstaat een maatschappelijke leegte die met gemak wordt opgevuld door georganiseerde misdaad. Er wordt vaak beweerd dat de “oorlog tegen drugs” heeft gefaald en dat als reactie daarop het gebruik van de nu illegale drugs beter kan worden toegestaan.
De westerse “war on drugs”…
Bestaat er een bewijs dat er een gemeende, grootschalige “oorlog tegen drugs” is geweest? De feiten suggereren eigenlijk het tegenovergestelde: dat wat er sinds de jaren 1960 bestaat als een zogenaamde oorlog tegen drugs, in feite niets anders is dan een strijdmiddel tegen de werkende klasse en tegen soevereine staten die zich verzetten tegen het westers imperialisme. Wie de relatie bekijkt tussen politieke systemen, ideologieën, regimes,… enerzijds en anderzijds de georganiseerde misdaad in het algemeen en de drugshandel in het bijzonder, stelt vast dat het vrijwel steeds de westersgezinde systeembevestigende politieke krachten zijn geweest die gebruik maakten van het gebruik van en de handel in verdovende middelen om politieke resultaten te boeken.
Al in de 19de eeuw werd drughandel door het westen gebruikt in haar imperialistische politiek, getuigde de twee Opiumoorlogen, veroorzaakt door de Britse import van Indische opium in China om hun handelsbalans positief te beïnvloeden. De drugsproductie was historisch gezien vooral gevestigd in Indonesië, Maleisië en Thailand vanwege het historische belang van de Opiumoorlogen en de toenmalige Britse wereldhegemonie. De verschuiving van de drugshandel wordt weerspiegeld in de verschuiving van de wereldmacht binnen het westers imperialisme van Groot-Brittannië naar de Verenigde Staten. Na de Maoïstische revolutie in China werd door het westen een contrarevolutionair leger gesteund in de grensgebieden van Birma, geleid door generaal Li Minh dat bijna uitsluitend bevoorraad werd door opbrengsten uit de opiumhandel. Sindsdien, tot op de dag van vandaag, blijven anticommunistische rebellenlegertjes actief in de Gouden Driehoek, gesteund door de CIA en gefinancierd met drugsproductie en -handel.

In Afghanistan, sinds vele decennia grootste opiumproducent ter wereld, kregen Mudjahedin-krijgsheren in de jaren ’80 steun van de CIA in hun strijd tegen de USSR terwijl inkomsten uit een sterk opgevoerde opiumproductie kwam. Na de westerse invasie in 2001 werd CIA-pion Hamid Karzai, familiaal verweven in de Afghaanse heroïnehandel, tot president gemaakt. Hij verzette zich steeds tegen militaire strijd tegen de opiumproductie. Hoewel het imperialistisch bondgenootschap graag propagandistisch uitpakte met een zogezegde strijd tegen de Afghaanse papavervelden, was de realiteit anders: diverse door de CIA gesteunde Afghaanse krijgsheren zoals Gulbuddin Hekmatyar haalden inkomsten uit de opiumproductie en -handel terwijl enkel krijgsheren die de Taliban steunden werden aangepakt. Het westers imperialisme had en heeft er alles bij te winnen dat er een aanhoudende instroom van verdovende middelen plaatsvindt richting aartsvijanden Iran en Rusland.
Criminele netwerken in drugshandel bleven betrouwbare klassenpartners van het imperialisme, zelfs nadat de revolutionaire dreiging met het einde van de USSR tijdelijk was verdwenen. Een typisch voorbeeld is de Albanese maffia, die actief de Europese markt binnendrong in het midden van de jaren ’90 door te steunen op het beruchte “Bevrijdingsleger van Kosovo” UÇK, een door het Westen gecontroleerde “nationalistische” organisatie die vocht tegen de regering van onafhankelijk Joegoslavië, en waarvan het budget grotendeels werd gevormd door de heroïnehandel langs de Balkanroute.
Een ander voorbeeld is Latijns-Amerika, en in het bijzonder Colombia. Nadat de Verenigde Staten hun “Plan Colombia” lanceerden, ogenschijnlijk om de cocaïneproductie aan te pakken, maar in werkelijkheid gericht tegen de socialistische guerrillabeweging FARC. Buiten de gebieden die door de anti-imperialistische guerrilla worden gecontroleerd, zijn de werk- en leefomstandigheden van deze boeren en arbeiders erbarmelijk. Velen werken onder gewapende bewaking van rechtse paramilitairen, die afhankelijk zijn van drugsinkomsten voor hun moordcampagnes tegen onder andere vakbondsleden en sociale leiders in heel Colombia. Staten zoals Honduras en Panama kregen Narco-regeringen met Amerikaanse steun. In de jaren 80 stelde de Amerikaanse oorlog tegen de Sandinisten in Nicaragua de CIA in staat om de Contra’s te helpen bij het smokkelen van drugs, in de wetenschap dat de zwarte arbeidersgemeenschappen in de Verenigde Staten de bestemming zouden zijn. Ook de fel antisocialistische Cubaanse “vluchtelingen” in Florida (zeer vaak families gelinkt aan het voormalige Batista regime en de maffia) gingen in de jaren ’70 en ’80 moeiteloos over tot de cocaïnehandel. In gans Latijns-Amerika was de georganiseerde misdaad steeds een partner van het Amerikaans imperialisme in de strijd tegen lokale patriottische en socialistische bevrijdingsbewegingen.
Drugshandel en -gebruik zijn niet alleen een wapen van het buitenlands beleid van de Verenigde Staten, maar ook een binnenlands wapen. De Verenigde Staten consumeren de helft van de drugs die op de planeet worden geproduceerd en meer dan tweederden van de gevangenen in het “Land of the Free” (het land met de hoogste gevangenispopulatie ter wereld), zit een straf uit voor druggerelateerde overtredingen. Het is niet alleen een bron van enorme winst voor het gevangenis-industrieel complex, maar ook een tactiek om de meest subversieve elementen rustig te houden. Als onderdeel van het “COINTELPRO” beleid om de Black Panther-beweging aan te vallen, werden drugs de zwarte gemeenschappen binnengesmokkeld, waarbij de politie een oogje dicht kneep en deze gemeenschappen liet vergeven van de drugs als gevolg van opzettelijke onderontwikkeling en een gebrek aan duurzame werkgelegenheid.
“De racistische politiezwijnen, de demagogische politici en de inhalige grote zakenlieden die de politici controleren zijn blij dat zwarte jongeren het slachtoffer zijn geworden van de drugsplaag. Ze zijn blij om twee redenen: één, het is economisch winstgevend en twee, ze beseffen dat zolang ze onze zwarte jongeren op de straathoeken kunnen laten “knikkebollen” van een “shot” heroïne, ze zich geen zorgen hoeven te maken over onze effectieve bevrijdingsstrijd. Zolang onze jonge zwarte broeders en zusters achter hun dosis aanzitten, zolang ze proberen een shot te krijgen, is de heerschappij van onze onderdrukkers veilig en is onze hoop op vrijheid dood. Het zijn de jongeren die de revolutie maken en het zijn de jongeren die de revolutie uitvoeren. Zonder onze jongeren zullen we nooit een revolutionaire kracht kunnen smeden.
Wij zijn de enigen die de plaag in onze gemeenschappen kunnen uitroeien. Het zal geen gemakkelijke taak zijn. Het zal een enorme inspanning vergen. Het zal een revolutionair programma moeten zijn, een programma van het volk.De Black Panther Party is momenteel bezig met het formuleren van een programma om de plaag te bestrijden. Het zal volledig door het volk gecontroleerd worden. Wij, het volk, moeten de plaag uitroeien en dat zullen we ook doen. Dope is een vorm van genocide waarbij het slachtoffer betaalt om gedood te worden.”
Michael “Cetewayo” Tabor (Politiek gevangene, Black Panther Party)
Legalisatie ten dienste van individualisme en winstvorming?
De drugshandel is een grote kapitalistische onderneming, de op één na grootste ter wereld, nog voor olie. In 2008 werden sommige westerse banken gered door een massale instroom van crimineel geld vanuit de drugshandel. Dit werd nadien bevestigd door Antonio Costa, destijds topman bij de VN-organisatie UNODC die drughandel en criminaliteit monitort. Als verdovende middelen legaal zouden worden gemaakt, zouden de grote internationale monopolies het in feite als een formaliteit beschouwen. Gezien hun grote economische macht, hebben ze dus ook immense politieke macht. In heel Latijns-Amerika en Azië merken drugsbaronnen dat de wet weinig voor hen betekent. Sommigen slagen er zelfs in om de volgende stap te zetten van het omkopen van wetgevers naar het zelf maken van wetten, zoals in het bekende geval van Pablo Escobar. Regelmatig slagen criminelen er in om West-Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse landen al dan niet tijdelijk, zolang ze nuttig zijn, tot narcostaten om te vormen. Legalisatie zou hen alleen maar de middelen geven om net zo corrupt te worden als hun bondgenoten in de legale farmaceutische industrie. Het witwassen van geld uit de drughandel heeft geprofiteerd van de globalisering van de geldstromen. De opgang van het financieel kapitalisme en de marktwerking op vlak van financieel verkeer laat de ruimte voor het witwassen van misdaadgeld. Drugs zijn een bepalende factor geworden in de economie van sommige landen. Alle schakels in de productie en verhandeling van drugs zouden niet op de huidige schaal kunnen bestaan zonder de aanzienlijke betrokkenheid van bank- en overheidsfunctionarissen (politieke mandatarissen, politie, douane,…). De banden tussen de drugsmaffia en de grote industriële bankmonopolies worden zelfs door de burgerlijke experts zelf niet langer ontkend. De drugshandel is helemaal geen organisch commercieel fenomeen dat “spontaan” is ontstaan. Het kapitalistische systeem veroorzaakt de sociale depressies en frustraties die in aanzienlijke mate aan de basis liggen van decadent en degenererend gedrag. Maar drugsverslaving had nooit zo’n grote schaal kunnen bereiken zonder de inspanningen van het monopolistische kapitaal, dat vastbesloten was om zijn dominantie met alle middelen te behouden tegenover opkomende verzetsgolven vanuit de werkende klasse, soms met revolutionair potentieel. Natuurlijk voer(d)en de repressieve organen van de burgerlijke staten een formele strijd tegen de drugshandel, maar deze opzichtige strijd tegen kleine dealers stopt de betrokkenheid van steeds meer mensen in de drugskolk niet. Ondertussen herbergen plaatsen als Dubai en de Spaanse zuidkust rond Malaga een flinke populatie aan drugsbaronnen die er een rustig, rijkelijk leventje genieten.
Het is uiteraard geen toeval dat bijvoorbeeld de Open Society Foundations van de westerse oligarch George Soros als liberale propagandastoottroepen voor hervormingen in de richting van legalisatie pleiten. Gebruik van drugs, inclusief alcohol, pacificeert het verzet tegen het kapitalisme. Het is een ernstige belemmering voor de strijd van de werkende klasse en de versterking van de arbeidersmacht. In het door verzet tegen imperialisme getekende noorden van Ierland, werd en wordt druggebruik bijvoorbeeld in de collectief sterk samenhangende gemeenschappen gebruikt door de Britse bezettingsmacht om informanten te rekruteren of het verzet te verzwakken met onbetrouwbare figuren. Druggebruik verzwakt fel de collectieve samenhang en de betrouwbaarheid van rebellie. Het is een overwinning van het individualisme in zijn ergste vorm.
De roep om legalisatie van drugs is een gratuite slogan vanuit liberale hoek die de complexiteit van het probleem niet goed begrijpt en die zelfs gebruikt wordt voor reactionaire, neoliberale resultaten, ongeacht de bedoelingen van degenen die hierom vragen. Wat we in ons lichaam stoppen, heeft vaak invloed op andere mensen. Destijds waren het vooral socialistische politieke krachten die voorstander waren van wetgeving ter inperking van openbare dronkenschap en alcoholmisbruik omwille van de catastrofale gevolgen van alcoholisme binnen arbeidersgezinnen. De ontwikkeling van ernstige medische aandoeningen als gevolg van druggebruik komt veel vaker voor bij mensen met een lagere sociaaleconomische status. Het prediken van liberale permissiviteit inzake druggebruik versterkt ontegensprekelijk het individualisme, ondermijnt gemeenschapszin en draagt in aanzienlijke mate bij aan het ondermijnen van potentieel revolutionair verzet vanuit de werkende klasse.
“Het belangrijkste argument vanuit links-liberale hoek wanneer ze oproepen tot het decriminaliseren van cannabisgebruik, is dat dit gebruik in elk geval al massaal aanwezig is bij de jeugd. Men zou dan ook fiscale fraude kunnen decriminaliseren of dopinggebruik in de topsport (…).”
Jean-Claude Michéa
Zoals altijd het geval is onder het kapitalisme, maakt iemand winst. In het geval van drugslegalisatie zou dit ook het geval zijn. Altria, het moederbedrijf van de tabaksgigant Philip Morris, heeft bijvoorbeeld meer dan miljarden dollars geïnvesteerd in de opkomende cannabisindustrie. Hun betaalde promotie van studies die de deugden van cannabis aanprijzen, heeft veel weg van de campagnes die deze bedrijven vroeger voerden om sigaretten als onschadelijk te promoten. Positieve medische bijwerkingen van hennep-afgeleiden worden gebruikt als breekijzer om de permissiviteit verder te vergroten terwijl er al een kapitalistisch verdienmodel achter steekt. Dat het ontegensprekelijk schadelijke gevolgen heeft voor de gezondheid is een feit dat door de legalisatielobby liever terzijde gelaten wordt. Erger, hennep is de drug van de sociale vrede, zijn kalmerende “deugden” en de verstoringen van het begrip die het uitlokt, begunstigen een systeem dat gebaseerd is op de domheid van de massa. De vraag om legalisatie is vaak ingegeven door een zwaktebod (men kan de strijd niet aan), een teken van de aanpassing aan de liberale maatschappij en vormt de facto een aanspraak op het recht van de slaaf om zijn eigen ellende te consumeren. Finaal dwingt het kapitalisme mensen om zichzelf te verlaten, moedigt het mensen aan om aspecten van hun mens-zijn te verminderen om te kunnen overleven binnen dit systeem. Het opnemen van het marxistisch concepten van zelfvervreemding biedt een kader voor het bekijken van de manier waarop marktkapitalisme en arbeidsverdeling een negatieve invloed uitoefenen omdat het mensen voorziet van valse behoeften en een gevoel van desillusie. Het gebruik van arbeid als identiteit en nadruk op winst creëert een kloof tussen een persoon en zichzelf. Een kloof die uiteindelijk leidt tot een overkoepelende cultuur van ontevredenheid op meerdere gebieden van het leven. Verslaving wordt sterk beïnvloed en geconstrueerd in een context van kapitalistische waarden en principes waarbij drugs toegang bieden tot het absolute genot dat gewone koopwaar alleen maar belooft.
Het reëel bestaand socialisme
In de staten van het reëel bestaande socialisme werden steeds veel betere resultaten geboekt ter bestrijding van de drugsplaag dan in vergelijkbare kapitalistische landen. Een terecht harde repressie tegen drugshandelaren en eraan gelinkte criminelen (soms inclusief de toepassing van de doodstraf) wordt er gecombineerd met een stevige preventie en hulpverlening aan verslaafden. Het socialistische Cuba is een concreet voorbeeld van een drugsbeleid dat werkt in het belang van het volk. Alle drugs zijn verboden, inclusief cannabis, en er zijn strenge straffen voor drugshandelaren. Mensen die alcohol- of drugsproblemen ontwikkelen, krijgen geen strenge gevangenisstraffen maar worden gecontacteerd door vertegenwoordigers van het Comité voor de Verdediging van de Revolutie, waar ze worden geïnformeerd over de schade die hun druggebruik heeft veroorzaakt en waar ze educatieve en medische hulp krijgen, waarbij de informatie op grote schaal wordt verspreid via de media en het onderwijssysteem.
In maoïstisch China werden verslaafden aangemoedigd om clean te worden en er werd grote druk uitgeoefend op regelmatige gebruikers om hun verslaving op te geven. De druk van de gemeenschap kreeg voortaan voorrang op de “vrijheid” van het individu. Het nieuwe machtsapparaat van de revolutionaire staat diende de belangen van het volk. De vuist van het volk viel hard op de opiumdealers, die met recht als klassenvijanden konden worden beschouwd vanwege hun aandeel in de imperialistische uitbuiting. Terwijl veel opiumdealers de handel opgaven, verzetten velen zich ook tegen de nieuwe macht en de opbouw van de socialistische maatschappij. Deze klassenvijanden werden terecht met duizenden veroordeeld tot werkkampen of executie. China overwon de drugsplaag maar er was geen inherente straf voor het zijn van een dealer of een verslaafde. Er waren alleen represailles als een dealer weigerde zijn handel op te geven of als een verslaafde weigerde een behandeling te accepteren.
Dit staat ver af van de liberale westerse benadering van de drugsproblematiek. Hoewel er hulpverlening werd uitgebouwd, worden de achterliggende kapitalistische winstmodellen ongemoeid gelaten. De westerse media – en cultuurindustrie propageert in sterke mate televisieseries en films waarin drugdealers net als andere criminelen afgeschilderd worden als best knappe figuren die worstelen met familie en alledaagse problemen die komen kijken bij het runnen van een als het ware normaal voorgestelde economische activiteit en waar de klant er schijnbaar van geniet verslaafd te zijn. Aandacht voor de werkelijke sociaaleconomische redenen die mensen in de werkende klasse ertoe aanzetten drugs te gebruiken is er uiteraard niet, klassenstrijd is volledig afwezig. De dominante liberaal-progressieve opinie in de media- en cultuurindustrie dient de winstvorming op het economische terrein.

Wat socialistische landen ons hebben geleerd, is dat onder een socialistisch systeem, waar het beleid van de overheid er standaard op gericht is om zelfs het bezitloze voormalige “lompenproletariaat” (vandaag in Europa vooral bij uiterst-rechts terug te vinden) te verheffen, repressie nog steeds effectief kan zijn om drughandel en -gebruik te verminderen. Positieve resultaten zijn echter niet alleen te danken aan het executeren van drugdealers, hoe aantoonbaar gerechtvaardigd deze praktijk ook is. Repressie alleen helpt niet, de kapitalistische politiestaat in de VS heeft miljoenen mensen opgesloten in zijn ‘Oorlog tegen Drugs’ zonder resultaat. Om drughandel en -gebruik aan te pakken moet het begrepen worden binnen de context van de klassenstrijd. Het overwinnen van een drugsepidemie betekent zegevieren over het reproductieproces en dit betekent winnen in klassenstrijd.
Dealers zijn geen “drugwerkers” noch slachtoffers van een wreed systeem, maar opportunisten die bereid waren en zijn om de belangen van de werkende klasse te schaden uit persoonlijke hebzucht. Als de socialistische revolutionairen het criminele element hadden laten delen in de staatsmacht voordat het proletarisch was geworden, zou de revolutie al lang zijn verdwenen. Dit komt omdat individuen zonder materiële stimulans om de productiekrachten op te bouwen, omdat ze van deze krachten zijn afgescheiden, vatbaar zijn om als agenten voor de contrarevolutie op te treden. Eén van de belangrijkste manieren om het aantal mensen dat een materiële stimulans heeft om in de drugshandel te gaan te minimaliseren, is door weerstand te bieden aan het bedrieglijke, on-dialectische argument van het liberalisme over hoe we een vermeende morele plicht hebben om dat hedendaags “lompenproletariaat” te behandelen alsof ze volwaardig tot de werkende klasse behoren. Want als je dat doet, zal de revolutie mislukken en zullen deze mensen, waar de liberalen beweren zoveel om te geven, nooit aan hun armtierige toestand kunnen ontsnappen.
Conclusie
Als anti-imperialisten en socialistische revolutionairen kan men geen vertrouwen hebben in de wetten van het kapitalisme. Het is illusies zaaien in de kapitalistische staat om te geloven dat legalisatie de negatieve effecten van drughandel en -gebruik zou verminderen. De narco-financieringseconomie is nu één van de verst gevorderde stadia van het neoliberaal westers systeem. Oproepen om drugs te reguleren, decriminaliseren of legaliseren vertrouwen allemaal op het parlementarisme om wetten te veranderen, het politiek-institutioneel systeem van dit westers systeem dat er belang bij heeft dat die narco financiële back-up behouden blijft. Dit politiek-institutioneel systeem slaagt er uiteraard ook niet in om de macht van de werkende klasse te vergroten. Het beperkt het debat tot de wettelijke status binnen het bestaande systeem. Zelfs een gedecriminaliseerd drugregime is oneerlijk. De legale status van een drug pakt de echte drijfveren achter het gebruik van drugs niet aan, terwijl het groeps- en gemeenschapsbanden binnen de werkende klasse ondermijnt. Legalisatie van drugs draagt in geen enkel opzicht bij tot het zich beter kunnen organiseren van de werkende klasse. De belangen van het individu zijn nauw verweven met die van het collectief. Als iemands persoonlijke “vrijheden” of belangen botsen met die van het collectief, eist de revolutionaire moraal dat het individu deze ondergeschikt maakt aan de gemeenschappelijke belangen van het collectief.
Druggebruik en -handel worden gebruikt als middel om potentieel verzet vanuit de werkende klasse te verzwakken, om te voorkomen dat men zich organiseert door hun gezinnen in een door verslaving veroorzaakt disfunctioneren te storten en door mildere middelen te gebruiken om zich ontwikkelende radicalen te verhinderen dat ze zich ontwikkelen tot effectieve revolutionairen. Daarom is de juiste houding tegenover drugs van al wie revolutionaire verandering nastreeft, er één van verzet tegen de liberale pogingen om ze te legaliseren en fetisj-eren. Socialisme is geen moralisme, het is geen poging om de werkende klasse op te beuren. Het is een poging om vooral de werkende klasse controle over haar leven en toekomst te laten krijgen door het verwerven van macht. Dat de straatdealers hun handeltje drijven uit economische onteigening verandert niets aan hun klassenkarakter. Ze missen de unieke relatie tot de productiemiddelen die de werkende klasse heeft en die haar in staat stelt om de economie stil te leggen als men stopt met werken. Dat deze liberalen een altruïstische bedoeling hebben achter het gebruik van de slogans “legalisatie” (want niet waard om bestreden te worden) en “drugwerker” (net zoals ze prostitutie goedkeuren onder de verbloemende term “sekswerkers”), is irrelevant. Wat telt zijn de gevolgen die hun acties hebben, namelijk het helpen van het regime bij het zwak, verdeeld en machteloos houden van de werkende klasse.
Het zou totaal onverantwoordelijk zijn om de liberale permissiviteit met betrekking tot drugs onze organisatiecultuur te laten beïnvloeden zonder enige vorm van tegenreactie. Wat de liberalen proberen te doen, is diegenen die bezig zijn met het ontwikkelen van een revolutionair bewustzijn ervan overtuigen dat het niet nodig is om zichzelf te behoeden voor het krijgen van een drugsverslaving, of om afkickverschijnselen te zoeken als ze verslaafd zijn aan deze mildere soorten drugs. Dat deze middelen niet dodelijk zijn, betekent niet dat ze iemands vermogen om gedisciplineerd te handelen en bij te dragen aan de strijd niet kunnen belemmeren. Als iemand in deze situatie terecht is gekomen, moet hij of zij absoluut hulp zoeken om er weer uit te komen. Neem niet het advies aan van de liberalen die doen alsof er geen enkel probleem is met het nemen van bepaalde drugs, of die pleiten voor een totale ongebreidelde legalisatie van zelfs de kwalijkste soorten. Als men eenmaal een systeem van hulpverlening heeft opgebouwd om verslaafden te ondersteunen en de sociaaleconomische zekerheid zo heeft verhoogd dat de huidige drugsdealers de optie hebben om uit die levensstijl te stappen, dan kan men achter de dealers van de zwarte markt aangaan zonder de onderdrukkende effecten van de westerse “oorlog tegen drugs”. Het idee dat de antirevolutionaire slopers consequent uitdragen is dat we geen prioriteit hoeven te geven aan wat aantoonbaar het beste is voor de revolutionaire zaak. We kunnen onze eigen regels wel bepalen, zonder de liberale permissiviteit.