Andermaal was de haven van Antwerpen-Brugge in de voorbije dagen het toneel van de landing van Amerikaans militair materieel, in het kader van de operatie “Fort to Port” 2022. Drie schepen werden in de Vlaamse haven verwacht en het Belgisch marionettenleger ondersteunde daarbij de roulatie en de levering van het materieel, onder toezicht van de Verenigde Staten. Het materiaal en de wapensystemen die afkomstig zijn uit het Texaanse Fort Hood, werden naar Polen doorgestuurd via het spoor en wegtransport. Het Amerikaanse materieel werd opgesteld in een gebied dat “Tijdelijke Militaire Zone” werd genoemd in de haven van Antwerpen. België werkt als trouwe NAVO-lidstaat op deze wijze via de Host Nation Support-overeenkomst mee aan de militaire agressiepolitiek van de Amerikanen in Oost-Europa.
Deze transporten van wapens en ander militair materieel zijn een fundamenteel onderdeel van de transatlantische militaire samenwerking waar het Belgisch regime sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog voor koos en die de facto een militaire bezetting van Europa door de Amerikanen inhoudt. Het is een positie van onderdanigheid aan de Amerikaanse oorlogsmachine die erop gericht is Europa verdeeld, liberaal en zwak te houden. Zoals bekend viseert het Atlantische kamp sinds decennia Rusland en eventuele Euraziatische stabiliteit en vrede. België is hier -net als de andere West-Europese staten en hun leidende elites- onlosmakelijk schuldig mee verbonden. Opkomen voor vrede is alle eer waard. Maar uiteindelijk is het alleen nuttig als duidelijk is met wie of tegen wie vrede kan worden bereikt. Er kan geen vrede zijn met het imperialisme (waar de Belgische staat en haar elite zeer actief aan meewerkt), dat de oorzaak is van oorlog, uitbuiting en onderdrukking. Europese politieke NAVO-haviken (genre Theo Francken, Hendrik Bogaert,…) wijzen op 75 jaar Europese vrede zonder erbij te vermelden dat dit gepaard gaat met een culturele, economische en militaire kolonisatie van Europa door de Amerikanen en de aanhoudende medewerking aan Westers militarisme en imperialisme.
Lessen uit het verleden
In de beginjaren van het radicale Vlaams-nationalisme (tijdens en vlak na de Eerste Wereldoorlog) dat het puur taalkundige flamingantisme oversteeg, groeide een brede verzetsbeweging tegen de Belgische oorlogspolitiek. ‘Nooit meer oorlog’ werd de strijdleuze voor Vlamingen die onder geen enkel beding ooit nog militaire dienst zouden doen in een leger dat betrokken is in een imperialistische oorlogspolitiek. Geen naïef, kleinburgerlijk pacifisme omdat de voormalige Vlaamse Frontsoldaten ook de noodzaak van verdedigingsstrijd erkenden. Sommigen wensten in het revolutionair klimaat na de wapenstilstand van november 1918 dan ook de wapens te behouden om meteen de Vlaamse onafhankelijkheid af te dwingen na het verraad van de Belgische monarchie en de leidende landselite. Bij activisten en fronters weerklonk veelvuldig de oproep voor een eigen Vlaams leger.
Nadien zou bij de beweging van de “dienstweigeraars”, jongeren die onder geen enkel beding hun Belgische legerdienst wensten te vervullen, eveneens bij de grote meerderheid niet het pacifisme als reden opgegeven worden, maar de terechte Vlaamsnationale of socialistische afwijzing van het volksvijandig Belgisch leger. De kleine groep die in de jaren ’30 wel een strikt pacifisme aanhield, verwoordde haar positie kernachtig in 1937 in het Nederlandse blad ’Vredesstrijd’: wanneer“een vreemde macht ons volk dreigt te onderdrukken en onze cultuur te vernietigen, dan verdedigen we ons met onze eigen en verantwoorde middelen: de weigering van elke medewerking, elke dienst, elke betaling; de zelfstandige organisatie van het materiële en geestelijke volksleven, de boycot van de bezetter in handel en wandel; de beïnvloeding door woord en geschrift van soldaten en beambten; de burgerlijke ongehoorzaamheid en lijdelijk verzet.” De feiten van mei 1940 zouden het al snel als een verwerpelijke positie duiden. ‘Nooit meer oorlog’ impliceert dan ook niet de pacifistische afwijzing van (eventueel gewapende) strijd, maar wel de nood aan een eigen verdediging die een strikte afwijzing inhoudt van militaire dienst in een imperialistisch kader.
Wij kunnen als socialisten, als nationaal-revolutionairen, niet tegen elke gewapende strijd zijn zonder op te houden nog de belangen van de werkende klasse en het principe van democratische nationale soevereiniteit te verdedigen. Gekoloniseerde of onvrije volkeren hebben het recht op opstand en verzet. Ook de klassenstrijd tegen de kosmopolitische rijke elite kan eveneens een gewapende strijd inhouden. Grootschalige straatprotesten en algemene stakingen tegen het liberale beleid van deze Westerse (of verwesterde) elite zullen ook in de toekomst een prerevolutionair klimaat scheppen. Bovendien kan ook in de 21ste eeuw een nieuw socialisme niet in alle landen ter wereld te gelijk slagen. Waar sommige landen en volkeren door lokale omstandigheden hun eigen weg van verzet tegen de Westers-liberale dwingelandij succesvol uitvoeren, zullen andere landen en volkeren nog een burgerlijk bestuur kennen. Dit veroorzaakt niet alleen politieke (en militaire) wrijving, maar ook directe aspiraties van de machthebbende Westersgezinde elite van andere landen om het zegevierend nationaal verzet van de werkende klasse in een land te vernietigen. Een militaire dienst zal dus een noodzaak blijven, echter volstrekt los van elke imperialistische inlijving en puur ter verdediging van de verworven sociale veranderingen en nationale, democratische soevereiniteit.
Een andere belangrijke les uit het verleden komt voort uit de grootschalige volksmobilisaties tijdens de jaren ’80, gericht tegen de plaatsing van Amerikaanse kernraketten op Belgisch grondgebied. Deze doofden finaal uit zonder fundamentele politieke gevolgen. Zorgvuldig gehandhaafd door de hervormingsgezinde en pacifistische krachten binnen het restrictieve kader van de vredesbeweging, kon de volksmobilisatie tegen de oorlog niet de politieke rijpheid bereiken die haar in staat zou hebben gesteld het gevolg aan de oorzaak te koppelen: de oorlogsdreiging die haar oorsprong vindt in de kapitalistische productiewijze in zijn imperialistische fase. De gematigde, sociaaldemocratische leiding van de beweging zorgde ervoor dat alleen morele veroordelingen tegen “oorlog” werden toegestaan. Finaal heeft dit geleid tot een Vlaamse vredesbeweging die in een lethargische toestand is terechtgekomen.
Tegen het revisionisme
Regelmatig wordt vanuit een deel van de vredesbeweging opgeroepen tot een “nieuw beleid van ontspanning”. Afgezien van het feit dat er nooit een “oude” politiek van détente is geweest die ook maar iets van doen had met een vredesbeleid, is het de voorstanders hiervan ontgaan wat de zogenaamde politiek van détente eigenlijk was: zij was het kernbestanddeel van de imperialistische strategie van de politiek van “verandering door toenadering”, die op niets anders was gericht dan de vernietiging van de socialistische staten. Dit “beleid van ontspanning” heeft het imperialisme er nooit van weerhouden zijn militaristisch, agressief beleid voort te zetten. De gevolgen van het “détente-beleid” zijn welbekend. Het imperialisme was in staat het historische offensief te heroveren en het socialisme van de 20ste eeuw een zware nederlaag toe te brengen. De oproep tot een “nieuw beleid van ontspanning” van de kant van de vredesbeweging, is een uiting van de diepste politieke blindheid en vergetelheid van de geschiedenis.
Een dominant deel van traditioneel links, de vroegere dragende kracht van de vredesbeweging, heeft verzuimd zich bezig te houden met een geactualiseerde analyse van het tijdperk van het imperialisme. Nogal wat mensen zijn zelfs niet in het reine gekomen met de ineenstorting van het toenmalige socialisme aan het einde van de jaren tachtig. De essentie van de imperialistische ontwikkeling die daarop volgde is hen vreemd gebleven. Ondertussen heeft het nieuwe mainstream links de weg van assimilatie in het liberale systeem gekozen. Men moet rekening houden met de relatieve rijkdom die de leidende figuren in de afgelopen decennia hebben vergaard via het commerciële politieke establishment. Dit verandert mensen. Het verandert hun kijk op de werkelijkheid en doet hen desnoods de escalerende levenssituatie van de werkende klasse negeren. De electorale evolutie van de sociaaldemocratie illustreert het perfect. Deze mensen zijn snel gewend geraakt aan de gemakken van hun nieuwe maatschappelijke positie en beschouwen die nu als vanzelfsprekend. Waarom dan consequent en nadrukkelijk “Weg met de NAVO” eisen en daarmee het eigen sociale bestaan op het spel zetten, terwijl dit nu juist een centrale realpolitik-eis is die de heersende klasse vreest als de duivel voor wijwater? Het is echter niet de taak van de vredesbeweging om te dienen als een uitgebreid speelveld om mislukte partijpolitiek te compenseren.
De Russische militaire operatie tegen het Oekraïense Zelenski-regime heeft een spervuur van oorlogszuchtige propaganda ontketend. Politieke wannabe-generaals dringen aan op meer NAVO-interventie en aarzelen niet om het vooruitzicht van een kernoorlog in overweging te nemen. Zij roepen op tot steeds meer sancties tegen Rusland en vertellen de werkende bevolking dat het hun vaderlandslievende plicht is de kosten te dragen. Toch blijft de impact op de publieke opinie gering, ondanks de steeds verslechterende situatie in vele delen van de wereld, niet in het minst in Duitsland en de rest van Europa. De imperialistische staten pleiten steeds openlijker voor een offensief oorlogsbeleid. Onder het voorwendsel van terrorismebestrijding en de vermeende noodzaak om een “Russische dreiging” af te wenden, wordt de bewapening versneld en worden de volkeren met een propaganda-offensief klaargestoomd voor de oorlog. In een dergelijk tijdperk zien we steeds een zeer actieve rol voor de culturele kolonisatie vanuit de USA op o.a. Europa om de publieke opinie in een pro-Amerikaanse stemming te manipuleren.
De huidige oorlog in Oekraïne is mede kunnen ontstaan door het inhoudelijk bankroet op het einde van de 20ste eeuw bij hen die beweerden voor vrede en de belangen van de werkende klasse op te komen. Hun “beleid van ontspanning” (de facto niks anders dan vaandelvlucht ten voordele van het neoliberalisme), ging gepaard met een stevige opmars van het revisionisme in de arbeidersbeweging in het algemeen en de socialistische kant in het bijzonder. Met inbegrip van openlijke steun aan de contrarevolutie in 1989/90. Zolang de vredesbeweging dit niet beseft, zal zij gedesoriënteerd en ondoeltreffend blijven, tot groot jolijt van de NAVO-haviken in Europa.
Nu het oorlogsenthousiasme in het Westen blijft aanzwellen, dienen we ons wat Zannekinbond betreft te spiegelen aan de opvattingen van de Ierse revolutionair James Connolly over oorlog: zijn felle verzet tegen het imperialisme, zijn overtuiging dat oorlog onvermijdelijk was onder het kapitalisme, en zijn argument dat lokale volksopstanden zouden kunnen leiden tot een breder verzet tegen de imperialistische oorlogspolitiek. Een oorlogspolitiek die in het huidige tijdperk uitgedragen wordt door de Amerikanen, de NAVO en hun EU-vazallen. Een vredesbeweging kan alleen effectief zijn als duidelijk is dat zij alleen vrede kan bereiken tégen het imperialisme en zijn regeringen. Het imperialisme de mogelijkheid geven om vrede te bereiken door vrede van het imperialisme te eisen via een “nieuw beleid van ontspanning” is uiteindelijk politieke zelfmoord. De succesvolle contrarevoluties in de voormalige socialistische staten zijn het bewijs van waartoe dergelijke illusies leiden.