Weerbaarheid – Wapens voor de werkende klasse…?

Wie vandaag het recht op wapenbezit verdedigt, wordt al zeer snel in rechtse of zelfs extreemrechtse hoek geplaatst, of weggezet als een onverantwoordelijk iemand die Amerikaanse Wild West-toestanden naar hier wil halen. Meteen wordt ook elk debat gehypothekeerd en is de heersende elite ook op dit vlak verzekerd van het status quo: vrijheid om te consumeren voor iedereen zodat de bestaande machtsverhoudingen niet in vraag gesteld worden. Een weerbare werkende klasse, dat moet een anachronisme zijn… Brengt de geschiedenis raad?

Zowat de ganse geschiedenis van ontwapening bij de bevolking is meteen ook de geschiedenis van pogingen vanuit de heersende klasse om het volk te ontwapenen, vooral in tijden van sociale onrust en crisismomenten in het kapitalisme. De hele kwestie van inperking van wapenbezit draait om de vraag: accepteert u dat deze staat en haar elite het monopolie op het bezit van wapens heeft? En het antwoord wordt weerspiegeld in de toenemende polarisatie van deze samenleving. De kern van de staat wordt immers gevormd door “speciale detachementen van gewapende mannen”, zoals Lenin in 1917 uitlegde in zijn pamflet ‘De staat en de revolutie’, waarbij hij zich baseerde op de geschriften van Marx en Engels. En het is niet onze staat, maar die van de kapitalisten. Zij verdedigen het geweldmonopolie van de liberale staat om hun klassenheerschappij te bestendigen. In Europa en Amerika was het de strijd tegen tirannieke, absolutistische en reactionaire regimes die het revolutionaire beginsel van het “recht om wapens te bezitten en te dragen” deed ontstaan.

Historisch gezien waren het niet de fascisten die het dragen van wapens verdedigden, integendeel, maar wel de filosofen van de Verlichting en diverse stemmen uit de brede socialistische traditie. Een van de eerste daden van de Franse Revolutie was het in beslag nemen van wapens en munitie uit de arsenalen. En elke volgende revolutionaire opstand ging gepaard met soortgelijke acties. Het bekende citaat van Karl Marx luidde: “In geen geval mogen wapens en munitie worden ingeleverd; elke poging om de arbeiders te ontwapenen moet worden verijdeld, desnoods met geweld.” De roep om een volksmilitie werd omarmd door de ontluikende proletarische beweging toen de bourgeoisie haar eigen motto liet varen dat “ieder mens gewapend moest zijn”. Zoals Friedrich Engels verklaarde, vormden de eisen van de arbeiders voor sociale gelijkheid een gevaar voor de gevestigde maatschappelijke orde. Voor de burgerij die aan de macht was, was de ontwapening van de arbeiders dus de eerste plicht. Na elke revolutie, gewonnen tegen de prijs van het bloed van de arbeiders, breekt een nieuwe strijd uit, die eindigt met de nederlaag van de arbeiders. Het was in 1848 dat dit voor het eerst gebeurde.

Met de intrede van het proletariaat als een onafhankelijke actor werd “het gewapende volk” een archaïsch idee, aangezien de bevolking gepolariseerd raakte naar sociale klasse. 1848 markeerde het begin van de moderne wereld die nog steeds de onze is, en de klassenstrijd tussen de elite en de werkende klasse is tot op de dag van vandaag een historisch onopgeloste kwestie. De Commune van Parijs in 1871 nam een cruciaal besluit. Ze schafte de dienstplicht en het staande leger af en riep de nationale garde uit, waarvan alle weerbare burgers lid moesten zijn, als de enige gewapende macht. Toen de Commune in mei 1871 viel, werd de arbeidersklasse eerst door de regeringstroepen ontwapend, waarna een bloedbad volgde. De wetgeving tegen het bezit van wapens en voor de controle op vuurwapens hangt nauw samen met de sociale situatie. Naast de grote gebeurtenissen van 1848 en 1871 laat de hele geschiedenis van Frankrijk sinds 1789 zien hoe de heersende klasse wapenbeheersing heeft gebruikt als antwoord op wat zij beschouwt als bedreigingen van haar heerschappij.

Europa en Noord-Amerika kennen vooral golven van aanpassingen (lees: verstrenging) van wapenwetgeving tijdens crisismomenten. In Rusland vond na de Oktoberrevolutie van 1917 een massale ontwapening plaats waarbij wapenbezit uiteindelijk enkel nog aan jacht gerelateerd was. Tijdens de 70 jaar Sovjetregering werd de cultuur van persoonlijk wapenbezit bijna volledig vernietigd en de liberale post-Sovjetregering was niet geneigd er nieuw leven in te blazen. De jaren 1930, gekenmerkt door kapitalistische crisis en de opkomst van extreemrechts in Europa, leidde tot ingrijpende veranderingen op vlak van rechtmatig wapenbezit. België vaardige in januari 1933 haar wapenwet uit die tot 2006 de basiswetgeving zou blijven. De aanpassing van 2006 kwam er tegen een internationale achtergrond van terreurdreiging, en een op racisme geïnspireerde aanslag in eigen land door Van Themsche op een moment dat extreemrechts hoog scoort. Met de Rijkswapenwet uit 1938 ontnam nazi-Duitsland een ganse reeks bevolkingsgroepen het recht om nog wapens te bezitten. Een wetsdecreet van de regering Daladier uit 1939 vormt nog steeds de basis van alle wapenwetgeving bij de zuiderburen. Tijdens de crisis van de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog, werden de Fransen verdere beperkingen opgelegd. De Amerikaanse federale wapenwet van 1968 viel samen met het hoogtepunt van de opstanden in de zwarte getto’s, de protesten tegen de Vietnamoorlog,…

Het is bijzonder tragisch te moeten vaststellen dat vooral zij die vandaag beweren op te komen voor de werkende klasse, vergeten zijn dat ze ooit stonden voor klassenstrijd en een zeker humanisme. Het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog had in West-Europese socialistische en communistische partijen nochtans niet bepaald een pacifistische en anti-wapen erfenis achtergelaten. Als we -ruimer dan louter wapenbezit- kijken naar het recht op wapendracht, dan blijkt het te gaan om een natuurlijk recht dat niet werd opgenomen in de Verklaring van de Rechten van de Mens en van de Burger ondanks het voorstel van de Franse revolutionair Mirabeau, alleen omdat het voor de Jacobijnse revolutionaire opstellers ervan zo vanzelfsprekend leek (!) dat zij het niet nuttig achtten het op te nemen. Het is zeker één van de belangrijkste van de fundamentele vrijheden, in die zin dat het mee de hoeder is van alle andere vrijheden. De Franse revolutie maakte een einde aan het alleenrecht van de adel om wapens te dragen. Wij hebben het dan nog niet eens over wapendracht, wel over -bezit.

Het liberale regime cultiveert hoplofobie

Deze angst voor vuurwapens wordt meestal gerechtvaardigd door een veiligheidsvereiste. Aangezien wapens zogezegd gevaarlijk zijn en als “iedereen” ze zou kunnen bezitten, dan lopen we het risico om op elk moment neergeschoten te worden. We moeten echter beseffen dat angst nooit mag worden gebruikt om een verbod te rechtvaardigen. Als een meerderheid van de Vlamingen en Walen bang zou zijn voor vreemdelingen, en zou denken dat we door hen op elk moment aangevallen kunnen worden, zou deze xenofobie dan een verbod op de aanwezigheid van vreemdelingen rechtvaardigen? De vraag stellen is ze beantwoorden. Aangezien bijna elk voorwerp bij specifiek gebruik in een wapen kan worden veranderd, zouden alleen absoluut veilige voorwerpen nog mogen worden verkocht?

Het is dus willekeurig en onrechtvaardig om wapenbezit in te perken of te verbieden op grond van een veiligheidsrisico. Wapenbezit is een natuurlijk recht en het ontzeggen daarvan is in principe even ernstig als het ontzeggen van de vrijheid van meningsuiting of van geweten. Het is uitgerekend die veiligheidsobsessie die de kern uitmaakt van zowel de kapitalistische elite die een veiligheidsstaat uitbouwt als van het extreemrechtse gedachtegoed. Bovendien doorstaat de veiligheidsbenadering de toetsing aan feiten op internationaal niveau niet zoals een studie na de invoering in ons land van de wapenwet in 2006 uitwees. Een inperking op het bezit of een verbod op wapens doet het merendeel nooit uit roulatie verdwijnen, maar garandeert dat ze alleen nog in handen zullen zijn van misdadigers en de overheid, de gewone man (en dan vooral de werkende klasse) blijft weerloos achter.

De kwestie van wapenbezit is dan ook interessant omdat het zeer onthullend is voor de manier waarop de liberale regeringen angst gebruiken om hun macht op te leggen aan de hele maatschappij, en hoe gemakkelijk de Vlamingen en andere Europeanen daarvoor vallen. Als er angst voor wapens gekweekt wordt, zullen ze zelf vragen om ontwapend te worden. Kweek angst voor een virus, en ze zullen de lockdowns zelf eisen (wat niet wegneemt dat bepaalde sanitaire maatregelen noodzakelijk kunnen zijn, maar dan gebaseerd op wetenschappelijke feiten, op rede en niet op angst). Kweek angst voor woorden en men zal censuur eisen. Kweek angst voor de ander en men zal politie op elke straathoek eisen. Angst is meestal geworteld in onwetendheid maar kan zeer nuttig zijn voor machthebbers, en het houdt op wanneer de geest de rede gebruikt.

Het links-liberale deel van de middenklasse, dat graag een absoluut pacifisme predikt, woont in de betere buurten in luxe flats en herenhuizen waar zij relatief veilig is – men verwacht niet dat de politie er bij hen thuis komt. Maar de heersende klasse gelooft niet in pacifisme en zorgt ervoor dat de staat tot de tanden bewapend is wat uitmondt in een liberale veiligheidsstaat met fascistische kenmerken en karikaturale vrijheden. Het bezit van wapens is geen magische talisman, maar een ontwapende bevolking zal genadeloos in haar rechten op sluipende wijze worden ingeperkt door de heersende klasse binnen deze liberale veiligheidsstaat. Want zoals Karl Marx het samenvatte in ‘Das Kapital’ (1867), “kracht is de vroedvrouw van elke oude maatschappij in arbeid”. Ondertussen kan de elite het zich permitteren om ook haar opgeschroefde veiligheidsbeleid in maximale mate onderhevig te maken aan het principe van winstmaximalisatie waarbij steeds meer private bewaking en outsourcing van veiligheidsopdrachten in combinatie met strengere wapenwetgeving plaatsvindt. Onveiligheid loont zolang het geen bedreiging vormt voor de heersende klasse. Het hoeft geen betoog dat de werkende klasse hier het slachtoffer van is.

Neen, de USA zijn geen voorbeeld

Het progressief-liberale deel van de elite die ook in ons land al geruime tijd elke voeling met de werkende klasse verloor, is er steeds als de kippen bij om haar verontwaardiging te uiten over dat rijk van de trivialiteit aan de andere kant van de Atlantische Oceaan, waar rednecks en andere hillbillies als grap de ene kogellader na de andere leegknallen. Natuurlijk zijn er ook tragische campus schietpartijen en het antwoord luidt dan steevast dat dit ook bij ons strengere wapenwetgeving verantwoordt. Het debat over wapens is een schijnvertoning.

Meer nog dan hier zou het in de uiterst individualistische en materialistische Amerikaanse maatschappij eigenlijk moeten gaan over sociaaleconomische problemen, achterstelling en klassenverschillen. Dit genereert geweld op structurele wijze en het eindresultaat laat zich zien in de relatief hoogste gevangenispopulatie ter wereld. De blanke schutter uit de middenklasse is er de gemakkelijke uitzondering die de illusie wekt dat een ongemakkelijk structureel probleem gewoon kan worden uitgebannen via een verbodsregel. Een illusie die des te meer onwerelds is omdat het leeuwendeel van de wapens die bij stedelijk geweld worden gebruikt, afkomstig is uit illegale bronnen. Verboden hebben alleen invloed op diegenen die hun wapens legaal verkrijgen. De zwarte markt beleeft een opleving als gevolg van strengere wetten. Elk pleidooi voor wapenbezit dient niet alleen gepaard te gaan met het pleiten voor (het testen van) verantwoordelijkheidszin en bekwaamheid, maar ook met een afwijzing van het Amerikaans maatschappelijk en economisch bestel. Veiligheid in Europa is vooral gediend met het tegengaan van culturele amerikanisering en met socialistisch antikapitalisme.

Ook in de USA zijn er een groeiend aantal mensen die het verband tussen het maatschappelijk geweld en de situatie van de lagere sociale klassen vaststellen terwijl men het beroemde en beruchte “Tweede Amendement” van de grondwet verdedigt. In de context van de Onafhankelijkheidsoorlog is het duidelijk dat dit amendement ook gaat om bedreigingen van bovenaf, tegen een totalitaire overheid. Net als soortgelijke verordeningen in de loop van de Franse Revolutie is het “Tweede Amendement” een soort verzetsclausule die ook de voorwaarde van het verzet garandeert – namelijk het bezit van wapens en het oefenen van het gebruik ervan. De National Rifle Association (NRA) pretendeert op te komen voor de gewone burger die een wapen bezit, maar is in de praktijk een conservatief bolwerk van de elite te dienste van de wapenproducenten en -handelaars. In 2018 richtten een aantal vrijwilligers met socialistische sympathieën vanuit een platform op sociale media de Socialist Rifle Association (SRA) op die in nauwelijks drie jaar tijd tienduizenden leden verzamelde. De missie van de SRA is zoals ze het zelf omschrijft: “het handhaven van het recht van de arbeidersklasse om wapens te houden en te dragen en de vaardigheden te onderhouden die nodig zijn voor zelf- en gemeenschapsverdediging.” Helaas is de SRA echter ook meteen ten prooi gevallen aan het globaliserend Angelsaksische fenomeen van het wokisme, waarbij klassenstrijd in de schaduw verdwijnt van liberale identiteitspolitiek. Neen, de USA waar het totalitaire karakter van het liberalisme en laatkapitalisme niet of nauwelijks (h)erkend wordt, zijn geen voorbeeld.

Wapenbezit en de Vlaamse vredesgedachte?


Vanuit het adagium ‘Nooit meer oorlog’, behorende tot de politieke erfenis die de Vlaamse werkende klasse in dienst van het Belgisch leger tijdens de Eerst Wereldoorlog ons naliet, verwerpen we elke vorm van imperialisme in het algemeen en de militaire vorm in het bijzonder. Met Zannekinbond scharen we ons zoals bekend achter deze visie en vormt het de basis voor de strikte afwijzing van militarisme en elke medewerking aan de Belgische defensiestructuren en aan de NAVO. Dit betekent echter geenszins dat wij een pacifisme zouden moeten onderschrijven, waarbij in alle omstandigheden het gebruik van gewapend geweld principieel afgewezen wordt. Een deel van de Fronters wou ten andere bij afloop van de Grote Oorlog, toen duidelijk werd dat de Belgische monarchie haar beloften ten aanzien van de Vlaamse werkende klasse niet zou waarmaken, de wapens niet neerleggen maar in navolging van de Ierse Paasopstand, de Russische Oktoberrevolutie en het revolutionair klimaat in Duitsland ten strijde trekken tegen de Belgische staat en haar heersende klasse.

Het steunen van individueel wapenbezit bij de Vlaamse werkende klasse en het bevorderen van haar weerbaarheid is wat ons betreft zinvol en op geen enkel moment in tegenstrijd met de op de Vlaamse gemeenschap en Europa gerichte vredesboodschap ter afwijzing van collectieve deelname aan imperialistisch wapengekletter. Dit is evenmin een oproep tot gebruik van (wapen)geweld, een snelle kosten-batenanalyse maakt al snel duidelijk dat de randvoorwaarden en gunstige omstandigheden hiertoe op dit moment absoluut niet voldaan zijn om langs deze weg succesvol politieke verandering te bekomen. Het gaat hier wel om de verdediging van een vrijheid en een recht voor de werkende klasse in Vlaanderen en Wallonië.