Socialisme in de kleuren der volkeren: Ho Chi Minh – de harmonie tussen Vietnamees nationalisme en internationalisme

Inleiding: definiëring internationalisme


Nationalisme wordt door tegenstanders vaak in verband wordt gebracht met negatieve zaken als onverdraagzaamheid en xenofobie. Maar het kan ook positieve connotaties hebben, zoals patriottisme en goed burgerschap. Gezien dit feit en de toenemende relevantie van nationalisme zijn wij met Zannekinbond van mening dat er vandaag niet moet gekozen worden tussen internationalisme of nationalisme. In plaats daarvan moeten beide tegelijk aanwezig zijn. Internationalisme, een concept dat immers impliciet het bestaan van de natie veronderstelt, en nationalisme zijn niet noodzakelijk onverenigbaar. Een exclusieve gerichtheid op internationalisme kan ertoe leiden dat de elite diegenen negeert, of erger nog, neerkijkt op diegenen die volksnationale trots en trouw aan de dag leggen, waardoor het moeilijker wordt om kansen in eigen land te zien. Een chauvinistische focus daarentegen vernauwt iemands perspectief op een andere manier, waardoor mogelijkheden tot buitenlandse samenwerking worden beperkt. Beide vooroordelen kunnen effectieve communicatie, begrip en samenwerking belemmeren.

Internationale vrede betekent een vrede tussen naties, niet een vrede na de vernietiging van naties. Meer in het bijzonder is het een politiek principe dat specifiek gericht is op het bepleiten van een bredere uitbreiding van politieke en/of economische samenwerking tussen zowel naties als hun volkeren. Internationalisten, zoals aanhangers van het principe worden genoemd, geloven dat de mensen van de wereld moeten samenwerken over grenzen heen om vooruitgang te boeken in hun gemeenschappelijke belangen. Het globalisme verschilt in vele opzichten van het internationalisme. Het belangrijkste verschil tussen internationalisme en globalisme is dat internationalisme politieke, economische en culturele samenwerking tussen naties inhoudt, terwijl globalisme een ideologie is die gebaseerd is op de overtuiging dat mensen, goederen, diensten, kapitaal en informatie onbelemmerd nationale grenzen moeten kunnen overschrijden. Het globalistische kamp binnen en van de EU, dat pretendeert het differentialisme te vieren, is in feite de omarming van de liberale culturele en economische eenheidsworst – dezelfde hogere middenklasse en elites die naadloos met elkaar samenwerken in heel Europa. Dit globalisme ligt aan de basis van een kosmopolitisch burgerschap, gevoed door gesubsidieerde Erasmus-tussenjaren en universitaire partnerschapsprogramma’s met mensen met dezelfde achtergrond, het kosmopolitisme van identieke hipsterwijken in Europese steden en vakantievilla’s in Toscane en de Provence. De werkende klasse heeft hier geen boodschap aan, de burgerlijke links-liberale elite des te meer.

Echt internationalisme is, zoals de naam al zegt, solidariteit tussen naties. Maar er moet een basis zijn voor solidariteit binnen de natie, wil solidariteit tussen naties mogelijk zijn. Internationalisme kan alleen berusten op de samenwerking van soevereine, onafhankelijke, democratisch geïntegreerde naties die gebaseerd zijn op de steun en instemming van hun burgers. De EU is het tegendeel hiervan. De EU is gebouwd op de teloorgang van de politieke solidariteit binnen de naties die haar lidstaten vormen. De democratische garanties die ooit de sociale contracten van die staten vormden, zijn opgegeven en de politieke elites hebben zich aan de steun van de massa onttrokken en geven er de voorkeur aan hun politieke zaken te doen in, en hun culturele identiteit te ontlenen aan, supranationale instellingen.

Ondanks het verschillende tijdperk en de sterk verschillende (geo)politieke omstandigheden, blijft de geschiedenis voor wie kritisch nadenkt een leerschool. In deze laatkapitalistische 21ste eeuw, zien we het belang van nationale politieke organisatie ten aanzien van het geglobaliseerde kapitalisme opduiken. Verzet tegen globalisme betekent echter geenszins het zich opsluiten in een eng, vijandig nationalisme. De Vietnamese revolutionair Ho Chi Minh toonde in een vorig tijdperk hoe nationale bevrijding en het belang van een eigen soevereine natie gecombineerd kan worden met een internationalistische openheid naar de rest van de wereld. Rekening houdend met deze verschillen in tijdperk en (geo)politieke omstandigheden, blijven een aantal constanten overeind. Ho Chi Minh en de verhouding tussen internationalisme en nationalisme: historia docet.


Ho Chi Minh: nationalist en communist


Ook als medestichter van de Franse Communistische Partij in 1920, was Ho Chi Minh altijd een fervent Vietnamees nationalist geweest en nam hij het de westerse imperiale machten kwalijk dat zij hun invloed in zijn land deden gelden. Hij zei: “Het was patriottisme, niet communisme, dat mij inspireerde.” Het Ho Chi Minh-denken is een ideologie die het marxisme-leninisme aanpaste aan de specifieke sociale, politieke en economische omstandigheden van het Vietnamese volk. In het begin en het midden van de 20e eeuw was het Ho Chi Minh-gedachtegoed de kristallisatie van de Vietnamese cultuur, Franse revolutionaire ideeën, Marxistisch-Leninistische communistische idealen en Ho Chi Minh’s persoonlijke kwaliteiten. Hij beschouwde de boerenstand als de meest volkse kracht van de nationalistische beweging, die de basis vormde voor de strijd voor nationale bevrijding tegen het kolonialisme, Frankrijk en de restanten van het feodalisme, verpersoonlijkt door de Vietnamese landheren.

Inzake dekolonisatie stelde Ho Chi Minh scherp de verdeeldheid en het wederzijds wantrouwen vast tussen de werkende klasse in het moederland en de uitgebuite inheemse bevolking in kolonies. De wederzijdse onwetendheid van de twee grote groepen gaf aanleiding tot vooroordelen. Het imperialisme en het kapitalisme lieten niet na van dit wederzijdse wantrouwen en deze kunstmatige rassenhiërarchie gebruik te maken om propaganda te verspreiden en krachten te verdelen die zich -afgaande op de visie van Lenin- hadden moeten verenigen.

Ho Chi Minh stuurde als voorzitter van de Vietnamese Communistische Partij aan op een revolutionaire guerilla oorlog, zijn militaire gedachtegoed komt in verschillende gepubliceerde werken stevig tot uiting. Het vertoont zowel militaire als politieke invloed van Lenin, door gebruik te maken van de leninistische politieke strategie van de dubbele macht, waarbij op boeren en arbeiders gebaseerde regeringen worden opgericht om de legitimiteit van de formele staat te betwisten. Hoewel gekant tegen de personencultus rond Stalin, bleef hij tegenstander van het trotskisme waarin hij terecht een reactionaire ideologie zag. Ho Chi Minh steunde later het standpunt van Chroesjtsjov om aan te sturen op ideologische eenheid onder marxistisch-leninistische partijen en bevestigt dat de Vietnamese Arbeiderspartij het concept van zelfkritiek aanhangt. Dit in tegenstelling tot het anti-revisionistische standpunt van Mao Zedong in de Volksrepubliek China en Enver Hoxha in de Volksrepubliek Albanië.

De Vietnamezen streden tegen de Fransen die poogden om hun krimpende koloniale rijk te verdedigen. Nadien vochten de Amerikanen tegen hen om een politiek/ideologisch punt te bewijzen, gericht op indamming van het communisme. De Vietnamezen wilden gewoon hun land terug en zagen in Minh de man om de klus te klaren. Ondanks de zeer nationalistische insteek heeft Ho Chi Minh nooit het pad van het internationalisme verlaten, integendeel. Gemotiveerd door zowel traditioneel patriottisme als de vastberadenheid om het land te bevrijden van de Franse kolonisatie – na de herhaalde mislukkingen en het uiteindelijk vastlopen van alle bestaande patriottische bewegingen en opstanden – reisde Ho Chi Minh 30 jaar lang de wereld rond op zoek naar ideeën en een weg naar nationale verlossing. Hij bezocht vele landen, waaronder Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie, China, India, Thailand en Birma, en ontdekte dat er veel overeenkomsten waren in de situaties van onderdrukte en uitgebuite mensen over de hele wereld, en dat zij gemeenschappelijke vijanden en doelstellingen hadden. Dit was een belangrijke factor in zijn besluit om voor Vietnam de weg van nationale onafhankelijkheid te kiezen, geassocieerd met socialisme, en om de Vietnamese revolutie te verbinden met de strijd van de rest van de wereld voor vrede, nationale onafhankelijkheid, democratie en sociale vooruitgang. Ho Chi Minh concludeerde dat alleen de kracht van nationale eenheid in combinatie met internationale solidariteit het soort geïntegreerde kracht zou vormen dat nodig is voor het welslagen van de Vietnamese revolutie, mits de juiste richtlijnen werden gevolgd.

Ho Chi Minh’s nationalisme en internationalisme sloten elkaar niet uit, maar waren organisch en harmonieus geïntegreerd. Patriottisch nationalisme was de oorsprong en het consequente fundament van zijn revolutionaire activiteiten, terwijl internationalisme de uitbreiding vertegenwoordigde van zijn toewijding en liefde voor zijn volk naar de hele mensheid. Dit nationalisme was volgens Ho Chi Minh iets heel anders dan bekrompen, egoïstisch en chauvinistisch nationalisme. Hij geloofde dat het altijd de rechten en belangen van andere naties moest respecteren zonder de gemeenschappelijke belangen te schaden, terwijl het tegelijkertijd de eigen rechtvaardige en legitieme nationale belangen bevorderde.

Internationalisme moest volgens Ho Chi Minh gebaseerd zijn op onafhankelijkheid, zelfredzaamheid en de zelfbeschikking van elke natie enerzijds, en gezamenlijke inspanningen voor gemeenschappelijke doelstellingen en belangen anderzijds. Zij moet ook gebaseerd zijn op wederzijds begrip en de bereidheid om elkaars standpunten te waarderen, waarbij chauvinisme, opportunisme en inmenging in de interne aangelegenheden van andere landen vermeden moeten worden. Wat betreft de relatie tussen nationale strijd en internationale solidariteit, benadrukte Ho Chi Minh altijd de vitale rol van nationale inspanningen als een onvervangbare voorwaarde voor elke strijd, terwijl hij tegelijkertijd het belang van internationale steun koesterde. Hij benadrukte de “noodzaak eerst onszelf te helpen alvorens steun van anderen te zoeken”, want “een natie die niet zelfredzaam is en alleen op steun van anderen wacht, verdient het niet onafhankelijk te zijn”. Het internationalisme van Ho Chi Minh was tweeledig: het wilde internationale steun mobiliseren voor de strijd van het Vietnamese volk voor nationale onafhankelijkheid en socialisme, en een bijdrage leveren aan de strijd voor vrede, onafhankelijkheid, democratie en sociale vooruitgang in de hele wereld. Dienovereenkomstig identificeerde hij drie hoofdkanalen van internationale solidariteit voor de Vietnamese revolutie in de twintigste eeuw: de internationale arbeidersbeweging (met de socialistische landen als kern), nationale bevrijdingsbewegingen, en ten derde de wereldbewegingen voor vrede, democratie, sociale vooruitgang en rechtvaardigheid.

Ho Chi Minh’s concept van internationalisme werd via de Communistische Partij van Vietnam (CPV) een consistent en onlosmakelijk onderdeel van het officiële buitenlandse beleid van de Vietnamese staat, zelfs tot op de dag van vandaag. Het heeft in belangrijke mate bijgedragen tot de successen van de Vietnamese revolutie in de afgelopen decennia. Vrede, nationale onafhankelijkheid en soevereiniteit, democratie en sociale rechtvaardigheid blijven de kernwaarden van het Vietnamese internationalisme van dit moment. Vietnam blijft zich verzetten tegen alle oorlogen en militaire agressie, en verzet zich tegen imperialistische hegemonie en inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van andere naties. Vietnam steunt de gerechtvaardigde doelen van het volk van Cuba en Palestina, en betuigt zijn solidariteit met het volk van Nicaragua, Venezuela en andere landen die streven naar onafhankelijkheid, soevereiniteit en sociale vooruitgang. Naast de officiële staatsdiplomatie speelt ook de diplomatie van het volk een belangrijke rol in de uitdrukking van het Vietnamese internationalisme van vandaag, met meer dan 100 massaorganisaties die werken aan vrede, solidariteit en vriendschap met mensen uit andere landen. Terwijl de externe betrekkingen worden gediversifieerd, blijven de CPV en vele andere massaorganisaties hun samenwerking en uitwisseling met gelijkgezinde organisaties over de hele wereld versterken.