De eerste groenen

“De Vlaamse Rand moet groen, landelijk en Vlaams blijven!” Het is een oude eis van de Vlaamse Beweging, die hiermee de ongebreidelde uitbreiding van de Brusselse grootstad wou tegengaan en ook de bijhorende verfransing een halt toeroepen. De groene rand, ook wel bekend als de Gordel, kwam in de tweede helft van de twintigste eeuw in het vizier van de Vlaamse Beweging, en dit minstens vanaf het begin van de jaren ’60, toen de eerste marsen op Brussel werden georganiseerd. Op dat moment lieten de gevolgen van steile economische groei na WO II, de bevolkingstoename, groeiende verstedelijking en het toenemende autoverkeer, zich steeds nadrukkelijker voelen. Naarmate de steden meer onleefbaar werden, kwam de stadsvlucht op gang. Dat een deel van de Franstalige bourgeoisie zich een woning op het Vlaamse platteland kon veroorloven, en dat meteen ook ging koppelen aan taalrechten, stak bij de gewone Vlaming uiteraard de ogen uit. Het verlangen om de dorpen en gemeenten langs de Brusselse rand in hun oorspronkelijke habitat te bewaren, met hun oorspronkelijke identiteit, dialect, erfgoed en karakter, zorgde ervoor dat de “groene gordel” een strijdpunt werd voor de Vlaamse Beweging, dat ook daarbuiten op veel sympathie kon rekenen.

Een en ander geeft tot op de dag van vandaag aanleiding tot de stelling dat de flaminganten “de eerste groenen” waren, lang voordat zogenaamd “links” ermee ging lopen. De partij AGALEV, voorloper van het huidige Groen, werd inderdaad pas veel later in 1979 opgericht, nadat zij in de loop van de jaren 70 was gegroeid uit een ecologistische en eerder op bezinning gerichte, katholieke grassroots beweging rond de pater jezuïet Luc Versteylen. Net als de Franstalige vleugel van Ecolo werden de Vlaamse ecologisten al snel geïnjecteerd met een stevige scheut nieuw-links en bijwijlen trotskistisch gedachtegoed, al vervelde dit al snel tot een vorm van linksliberaal, groen populisme dat de dag van vandaag ook nog eens de nodige input vanuit de Amerikaanse woke-beweging krijgt. In de 21ste eeuw ligt de relatie tussen de Vlaamse Beweging en ecologie in ieder geval een stuk moeilijker. Deels komt dit omdat natuurbehoud een ander karakter heeft gekregen en meer is gaan focussen op het klimaatneutraal leven in een compacte grootstedelijke omgeving. Het geloof in de maakbaarheid van de samenleving, dat de progressieve ecologisten kenmerkt, ligt daarnaast ook moeilijk bij de conservatieve ideologen van de Vlaams-nationalistische partijen, die er over het algemeen een meer Burkeaans wereldbeeld op nahouden. Op het vlak van concrete standpunten, van mobiliteit tot klimaat en de kernuitstap, houden de rechtse Vlaams-nationalistische partijen er meestal een diametraal tegengestelde visie op na. En aangezien de Engelse groene en conservatieve filosoof Roger Scruton een denker is die in intellectuele Vlaams-nationalistische kringen alom geprezen maar zelden -grondig- gelezen wordt, zien we over het algemeen toch een dominantie van het economy first-principe binnen de hedendaagse Vlaamse Beweging. Helemaal in lijn met de Ango-Amerikaanse neoconservatieve principes die zij zich in de loop van de jaren 80 en 90 in toenemende mate heeft eigen gemaakt.

De laatste maanden profileert de N-VA zich evenwel nadrukkelijk op het stikstofdossier, soms zeer tegen de zin van haar eigen achterban en een deel van haar mandatarissen in. Het is met name de houding van de bevoegde minister Zuhal Demir die bijwijlen zeer “ecologistisch” aandoet. Een en ander heeft natuurlijk te maken met de bittere concurrentiestrijd waarin deze partij is verwikkeld met de CD&V over de harten en geesten in de kleine en middelgrote Vlaamse gemeenten. De rol van de Boerenbond staat hierbij centraal, waarbij CD&V de functie van pleitbezorger voor deze lobby vervult, terwijl N-VA haar zo snel mogelijk wil neutraliseren. Wij, van Zannekinbond, stellen dat geen van deze twee posities in het voordeel is van de Vlaamse boeren. Daarnaast moeten we ook constateren dat de N-VA hiermee louter de niche invult die in Nederland wordt bezet door de linksliberalen van D66, en dat het verschil tussen linkse en rechtse liberalen dus nooit echt spectaculair groot is. Op andere, meer urbane dossiers daarentegen, van “koning auto” in het Antwerpse stadscentrum tot het PFOS-schandaal en de Oosterweelverbinding, ontpopt de partij van Bart De Wever zich, nog veel meer dan Vlaams Belang, tot de grote antithese van de groenen.

De casus van de groene rand rond Brussel is ondertussen geëvolueerd tot een bijna apolitieke sportmanifestatie: het jaarlijkse Gordelfestival in het eerste weekend van september, waarmee het Vlaamse Gewest het landschap, het Vlaamse karakter en de geschiedenis van de regio in de kijker wil zetten. In de groene rand rond Brussel staan evenwel twee samenlevingsmodellen fundamenteel tegenover elkaar. Het eerste is dat van de alsmaar uitdeinende grootstad en een verdichtende stadsnevel, om aan de bevolkingsgroei te voldoen. Om dit te compenseren wordt vervolgens gestreefd naar Natura 2000-gebieden en smart cities, om de biodiversiteit te redden en zoveel mogelijk de klimaatdoelstellingen te realiseren. Het is een model waarbij de mens wordt ontkoppeld van de natuur, de lokale handel en kleine zelfstandigen verdwijnen en worden vervangen door megawinkelcentra en uitgestrekte parkeerterreinen aan de stadsranden. Waarbij de stadsbevolking steeds meer uitzwermt naar de periferie om de oplopende woningprijzen in de binnenstad te ontlopen, wat leidt tot het oprukken van hoogbouw en vlakverkavelingen in de randgemeenten, een oprukkende verfransing en verengelsing op straat en een toenemende culturele versplintering van de verschillende gemeenschappen naarmate deze steeds verder over verschillende woonkernen verdeeld raken. Het tweede is dat van een levend en herkenbaar Vlaams platteland, met leefbare woonkernen waar de buurtwinkels, horeca en kleinhandel nog niet uit de dorpsstraat zijn verdwenen en de dagdagelijkse economische handelingen nog niet geoutsourced zijn naar het internet en de grote winkelcentra aan de stadsranden. Waar de gevellijnen nog bestaan uit authentieke woningen op mensenmaat, in plaats de steeds meer en hogere appartementsgebouwen. Waar een gezonde en organische landbouw wordt bedreven, verrijkt door wetenschappelijke inzichten en geschraagd door eeuwenoude tradities, waarbij de boeren niet worden gedwongen om hun bedrijven tot in het oneindige uit te breiden en dure leningen af te sluiten, om hun bedrijfsmodel vervolgens weer ondermijnd te zien door de steeds veranderende bureaucratische natuurregels. Waar er nog contact is tussen mens en natuur, en natuurgebieden weliswaar beheerd en beschermd worden maar niet afgeschermd louter ter wille van bureaucratische statistieken en ter recreatie van grootstedelijke zondagstoeristen, die in steeds verdichtende kernen worden samengedrukt en af en toe behoefte hebben aan “wat frisse lucht”. In de huidige politieke en metapolitieke constellaties, zien wij in Vlaanderen maar weinig partijen of belangenroepen die zich bereid verklaren om het voor dit samenlevingsmodel op te nemen. Wellicht kunnen “de eerste groenen” de nodige inspiratie vinden in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging om opnieuw aansluiting te vinden bij hun historische missie?