Inleiding door Zannekinbond
Nestor Ivanovitsj Machno (1888-1934) was een Oekraïense anarchist en rebellenleider die, in het kielzog van de Russische revolutie, wellicht de langst overlevende anarcho-communistische vrijstaat tot op heden wist te realiseren. Makhnovshchina (Russisch: Махновщина) werd in Zuid- en Oost-Oekraïne gesticht in 1917, en zou het uiteindelijk volhouden tot 1921. De grenzen vallen opvallend genoeg in belangrijke mate samen met die gebieden waar vandaag de dag de frontlinies doorheen lopen. Mede vanuit dit actuele perspectief, wordt Machno in linksliberale Vlaams-nationale middens maar al te graag voorgesteld als een Oekraïense nationalistische vrijheidsstrijder die het volk van de Russen (hierbij gemakshalve gelijkgesteld met de bolsjewieken) wou bevrijden. De realiteit is anders.
Machno startte zijn politieke activiteiten inderdaad in het Russische tsarenrijk, waar Oekraïne ook deel van uitmaakte. Net zoals voor zoveel communistische, anarchistische en sociaal-revolutionaire activisten in Rusland en Oekraïne vormden de gebeurtenissen in 1905 het startschot. Hij werd hiervoor vervolgd, maar na het uitbreken van de februarirevolutie in 1917 werd hij uit de gevangenis bevrijd. Daarop richtte hij een revolutionaire militie op met als doel om, geïnspireerd op de ideeën van Proudhon, Bakoenin en Kropotikin, een staatsloze basisdemocratie op te richten van vrije sovjets waarin de productiemiddelen rechtstreeks aan de boeren en proletariërs toekwamen. Dit bracht hem op termijn in conflict met de bolsjewieken, die wel streefden naar de overname van het centrale staatsapparaat om de dictatuur van het proletariaat te vestigen. Uiteindelijk zou dit leiden tot een gewapende confrontatie waar bij de machnovisten het onderspit delfden tegen de bolsjewieken.
Voorafgaand aan deze ontwikkelingen, was er echter sprake van een structurele militaire samenwerking tussen de Oekraïense anarchisten en de bolsjewieken. En lang voordat het tot een conflict kwam tussen Machno enerzijds en Lenin en Trotski anderzijds, vochten de machnovisten met volle overgave tegen de reactionaire krachten die Oekraïne in hun greep wilden krijgen: de legers van de centralen (Duitsers, Hongaren en Oostenrijkers), het hetmanaat van de collaborateur Skoropadski, de Oekraïense nationalisten van Petljoera, de Witte legers van Dekinin en baron Wrangel, én een 50 000 man sterk geallieerd invasieleger, opgezet door de Westerse mogendheden (vooral het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, de Verenigde Staten en Canada), dat in december 1918 in Odessa landde en zich al snel in Cherson en Nikolajev wist te verschansen. Pas nadat de Rode en Zwarte legers deze gezamenlijke bedreigingen hadden overwonnen, kwam het tot een split en confrontatie tussen beide.
Het is in dit opzicht dan ook veelzeggend dat de herinnering aan Machno in het collectieve geheugen van de hedendaagse Oekraïense nationalisten nagenoeg uitgewist is. Op een klein standbeeld in zijn geboortestad Goelaj-Pole na, zijn er zo goed als geen herdenkingen of monumenten aan hem gewijd. Dit staat in schril contrast met de hartstochtelijke cultus rond de Galicische fascist Stepan Bandera en zijn UPA-militie. Een figuur als Machno is dan ook veel te complex om te vatten in simplistische dichotomieën, en dan ook nog eens gratuit voor het karretje van Westerse narcisten te worden gespannen, die luidruchtig en zelfzeker het woord menen te mogen voeren, niet alleen voor “de ganse Vlaamse Beweging” maar daar bovenop ook nog eens voor “alle Oekraïners”. Net zoals zoveel inwoners van Novorossija was Machno russischtalig, maar hij had veel respect voor de Oekraïense taal en betreurde in zijn memoires dat hij nooit tijd had gemaakt om zich die eigen te maken. Sommige van de ideeën van de machnovisten over basisdemocratie, kleinschaligheid, lokale productie, korte ketens en ruilhandel passen net zo goed binnen een anarchistisch en sociaal-libertair als een regionalistisch, patriottisch kader. In 2007 werd nog hij nog vereeuwigd in een Russisch-Oekraïense coproductie: een twaalfdelige televisiereeks (“De negen levens van Nestor Machno”), die zeker het moeite van het bekijken waard is.
Het is onze overtuiging dat Machno veel meer dan Bandera symbool staat voor het historische en hedendaagse Oekraïne, niet omdat hij “tegen de Russen” zou hebben gevochten, maar omdat hij als basisdemocratische vrijheidsstrijder symbool staat voor de dialectische relatie tussen anarchisme, communisme en regionalisme, tussen nationalisme en internationalisme, tussen Russen en Oekraïners, en tegelijk als geen ander in herinnering brengt waarom het vervullen van de Minksakkoorden in de geest van lokale autonomie en decentralisatie het meest recht had gedaan aan de historische realiteit en -niet te vergeten- de “wil van het Oekraïense volk”.
Misschien verdient hij mede daarom, als geheugensteuntje, meteen ook een plekje in de Vlaamse canon.
Artikel door Luca Bagatin
De geschiedenis van de Machnovistische, anarcho-communistische, libertaire en boerenbeweging was zeker een diepgaand en interessant aspect van de Russische burgeroorlog van 1917 en de jaren daarna.
Over Nestor Machno, gewapend leider, briljant strateeg en ziel van de Oekraïense boeren- en anarchistische opstand, handelt het uitstekende essay ‘Nestor Machno: Zwarte vlag over Oekraïne’, geschreven door de Russische historicus Alexander V. Sjoebin en in Italië gepubliceerd door Elèuthera.
Nestor Machno, geboren in Oekraïne, in Goeljaj-Pole, in oktober 1888 (hoewel hij geloofde dat hij het jaar daarop was geboren, omdat zijn ouders zijn geboortedatum vervalsten zodat hij een jaar later uit het leger zou worden teruggeroepen), uit arme boeren, had een jeugd van zware economische ontberingen.
Van jongs af aan werkte hij als herder en later als arbeider in een gieterij van rijke Duitse grondbezitters.
Zoals het essay van Sjoebin ons vertelt, was het met de staking van de gieterij in 1905 dat Machno in een politieke context terechtkwam. In 1905 brak namelijk de eerste proletarische revolutie uit die Rusland kende.
In dat jaar raakte Machno betrokken bij de anarcho-communistische boerenorganisatie, de Unie van Vrije Boeren, die zich inzette voor de onteigening van de rijke bourgeoisie en landeigenaren.
Tijdens een van de acties van de organisatie, in 1907, werd Machno voor het eerst gearresteerd, en in 1908 werd hij opnieuw gearresteerd, voor een overval op de gieterij waarvoor hij werkte.
In datzelfde jaar werd hij door de tsaristische autoriteiten ter dood veroordeeld, maar vanwege zijn jonge leeftijd werd zijn straf omgezet in levenslang, in de gevangenis van Moskou.
Het was dus in de gevangenis dat, mede dankzij zijn medegevangenen, zijn anarchistische geweten begon te rijpen en zijn ideologie begon te verdiepen, geïnspireerd door de geschriften van Mikhail Bakoenin, Pierre-Joseph Proudhon en Pjotr Kropotkin.
In maart 1917 bevrijdde de bolsjewistisch-leninistische revolutie Machno uit de gevangenis en in dat jaar begon hij, teruggekeerd naar zijn geboorteplaats Goeljaj-Pole, met de oprichting van een gewapende anarcho-communistische groep, voornamelijk bestaande uit boeren en proletariërs en links-revolutionaire socialisten.
Hun doel – zoals Sjoebin in zijn essay aangeeft – was het afschaffen van overheidsinstellingen, het afschaffen van particulier eigendom van land en fabrieken en het zich verzetten tegen alle vormen van macht. Dit alles bracht hen onmiddellijk in conflict met de ontluikende bolsjewistische regering van Vladimir Lenin.
Lenin had weliswaar de anarchistisch geïnspireerde sovjets ingesteld, d.w.z. de arbeiders- en boerenraden, maar leek geleidelijk afstand te nemen van de oorspronkelijke revolutionaire gedachte en wilde de macht centraliseren in de handen van de bolsjewistische partij.
Machno en zijn mensen daarentegen geloofden dat de sovjets versterkt moesten worden en de basis moesten vormen voor het zelfbestuur van de arbeiders, boeren en proletarische massa’s als geheel. Zonder enige partij aan het hoofd, zonder enige vorm van staat.
Machno had in wezen een systeem voor ogen van vrije, onpartijdige, gecoördineerde sovjets, zelfbestuurd door de arbeiders en de bakermat voor een nieuwe samenleving gebaseerd op gemeenschappelijke arbeid, ruilhandel en libertair socialisme.
Sovjets geregeerd, geleid en gekozen door de arbeiders zelf.
Hoewel machnovisten en bolsjewieken aanvankelijk bondgenoten waren om de Witten, dat wil zeggen de tsaristische troepen en de bourgeoisie, te bestrijden, werden de ideologische verschillen tussen de twee bewegingen steeds duidelijker en steeds minder verzoenbaar.
Vooral voor de bolsjewieken, die de machnovisten als “kleinburgerlijk” bestempelden en – anders dan de aanhangers van Machno – streefden naar een van bovenaf geleide organisatievorm.
Alexander Sjoebin herinnert ook aan de ontmoeting tussen Machno en Lenin.
Aanvankelijk was het een hartelijke ontmoeting, maar terwijl de eerste uitging van een visie waarin alle macht daadwerkelijk in handen van de Sovjets zou moeten liggen, dus afgestemd op “het geweten en de wil van de boeren” (zoals hij zelf tegen de “kleine vader” van de bolsjewistische revolutie zei), beschuldigde de laatste de boeren ervan “besmet te zijn door anarchie”.
Wat voor Machno alleen maar goed kon zijn.
Machno’s revolutionaire opstandelingenleger, ook bekend als Machnovshchina, was hoofdzakelijk nomadisch en georganiseerd in arbeiderssovjets, fabrieksraden en coöperaties.
Voor het eerst in de geschiedenis experimenteerden de machnovshchina met zichzelf besturende gemeenschappen van arbeiders, die het van de grootgrondbezitters onteigende land bewerkten.
Het was de eerste egalitaire ervaring in de geschiedenis die in veel opzichten eerst naar het anarchistische Spanje (vóór de burgeroorlog van 1936) en enige tijd later naar het Joegoslavië van Josip Tito Broz en het Libië van Kadhafi zou worden geëxporteerd.
Vanaf 1919 braken machnovisten en bolsjewieken definitief. Waren ze eerder verenigd in de strijd tegen Witten, Oostenrijk-Duitsers en Oekraïense nationalisten, nu werden ze voorgoed vijanden.
De machnovisten en revolutionaire socialisten rekenden er in die tijd op een derde proletarische revolutie in Rusland te beginnen. Dat wil zeggen, een anarchistische en revolutionair-socialistische revolutie, die gericht zou moeten zijn op de onderdrukking van alle vormen van autoritarisme en gecentraliseerd bestuur, waarbij de macht zou worden teruggegeven aan het hele volk.
In 1921 werden de machnovisten en revolutionaire socialisten echter definitief verslagen door de bolsjewieken en gedwongen het moederland te verlaten.
Eerst in Roemenië en later in Frankrijk gaven de machnovisten het nooit op en bleven ze de anarchistische ideeën uitdragen, altijd klaar om de fakkel van de revolutie aan te steken, om die mee terug te nemen naar Rusland.
Hun ideeën inspireerden de Spaanse anarchosyndicalisten, die er in 1936 in slaagden de ideeën van de anarchistische revolutie naar Spanje te brengen, toen de anarchisten en republikeinen de verkiezingen wonnen (de eerste keer in de geschiedenis dat anarchisten kieslijsten indienden). Maar ze werden al snel weggevaagd door de staatsgreep van Francisco Franco en zijn klerikaal-fascistisch totalitarisme.
Machno bleef altijd dicht bij zijn kameraden, zowel uit Rusland als uit de rest van Europa, zelfs in zijn laatste levensdagen, bevangen door tuberculose. Net zoals hij altijd een liefhebbende vader en echtgenoot was.
Hij stierf in Parijs, in ballingschap en volkomen arm, in 1934.
Het essay ‘Nestor Machno: Zwarte vlag over Oekraïne’, door Prof. Alexander V. Sjoebin, geeft ons een authentiek profiel van hem, zowel biografisch als wat betreft zijn politieke ideeën en vaardigheden als militair strateeg.
In die zin is Machno waarschijnlijk te vergelijken met onze eigen Giuseppe Garibaldi. De smetteloze held, de militaire strateeg, maar met een antimilitaristisch hart en geest. De humanitaire, anti-autoritaire socialist die in conflict komt met de gevestigde macht. Die verslagen wordt, in de geschiedenis, maar niet in de goedheid van zijn daden en ideeën.
Bron: Amore e Liberta, blog van Luca Bagatin, 17 december 2021. Inleiding door Zannekinbond, 14 mei 2023.