Diego Fusaro
Naar aanleiding van een debat dat tijdens de zomer van 2019 in Spanje op gang werd gebracht door een interview met Diego Fusaro in de krant El Confidencial (https://www.elconfidencial.com/alma-corazon-vida/2019-06-29/diego-fusaro-estado-soberania-derechas-izquierdas_2093646 ), brengen we als Zannekinbond een artikel van Fusaro ter verduidelijking van zijn standpunten omtrent antifascisme, de politieke linkerzijde en de discussie inzake populistische soevereiniteit.
Natuurlijk is de zaak van het antifascisme absoluut doorslaggevend. Ik zou de kwestie als volgt willen samenvatten: in de tijd van Gramsci of Gobetti, toen we ons beperkten tot de Italiaanse context, was het antifascisme onontbeerlijk en fundamenteel, en het had, althans in het geval van Gramsci, een communistisch, vaderlandslievend en antikapitalistisch politiek doel. Het probleem ontstaat echter wanneer het antifascisme zich blijft ontwikkelen in afwezigheid van fascisme of, preciezer gezegd, wanneer het fascisme, als we met deze uitdrukking de macht in het algemeen begrijpen, zijn gezicht verandert.
Dus, van Gramsci moeten we naar Pasolini om het probleem te begrijpen. In de jaren zeventig begreep Pasolini heel goed dat het nieuwe gezicht van de macht niet langer dat van een geestelijke fascist was, maar dat van de permissieve, de consumptieve, de hedonistische. Pasolini verklaarde dat “archeologisch antifascisme” een heel handig alibi was, dat het mogelijk maakte om zonder veel moeite de strijd aan te binden met de fascistische macht, die niet meer bestond, en geen standpunt in te nemen ten opzichte van het nieuwe gezicht van de macht: de consumptieve en hedonistische macht. Dit was de strategische functie van het antifascisme in de afwezigheid van het fascisme, als je het zo wilt zeggen.
Wat de fascistische jeugdgroepen betreft, verklaart Pasolini in zijn Corsair Writings dat zij “paleofascisten” zijn en dus niet langer fascistisch. In welke zin? In die zin dat het nieuwe fascisme dat van de consumptieve beschaving was, een fascisme dat nog totalitairder was dan het vorige, een fascisme dat de zielen veroverde, terwijl het oude fascisme juist een scheiding tussen de zielen en de lichamen creëerde; het fascistische uniform werd gedragen, maar later, toen het werd verwijderd, had het fascisme de ziel nog niet aangetast, men dacht nog steeds vrijuit, misschien antifascistisch in de geest. Integendeel, het nieuwe consumentenfascisme, zei Pasolini, is een echt totalitair fascisme omdat het de zielen koloniseert en bij wijze van spreken de scheiding tussen het uniform en het hart niet toestaat.
Ik geloof, in de voetsporen van Pasolini, dat vandaag de dag een groot deel van links niet meer rood is, maar roze, niet meer “hamer en sikkel” is, maar “regenboog”, dat het antifascisme in de afwezigheid van fascisme gebruikt wordt als alibi om niet antikapitalistisch te zijn in de aanwezigheid van het kapitalisme. In feite is een groot deel van links, dat van proletarisch internationalisme naar liberaal kosmopolitisme is gegaan, werkelijk en volledig kapitalistisch, zijn programma is dat van de kapitalistische “open samenleving”: onbeperkte openstelling van het reële en het symbolische, vrij verkeer van goederen en mensen, geavanceerde modernisering en bijgevolg vecht het tegen alles wat zich tegen de kapitalistische modernisering verzet, dit wordt gekwalificeerd als “fascistisch”, “regressief” en “anti-modern”.
Bijgevolg spreken we dus van een linkerzijde die niet langer de ideeën van Gramsci en Marx verdedigt, maar wel het kapitaal -althans het grootste deel ervan- rechtstreeks verdedigt. Men moet het antifascisme in leven houden om zichzelf te legitimeren, zodat de tegenstrijdigheid niet zichtbaar en duidelijk is. Dat wil zeggen, dit links wil het nog steeds voor de hand liggende feit verbergen dat links antifascistisch is gebleven terwijl het fascisme niet langer bestaat, maar dat dit links niet antikapitalistisch is terwijl het kapitalisme meer dan ooit vooruitgang boekt. Integendeel, links gebruikt het antifascisme als voorwendsel om zich volledig te houden aan het “fascisme” van de consumentbeschaving, aan de onzichtbare troef van de markteconomie. Ik denk hierbij aan het Franse voorbeeld waar links een verenigd antifascistisch front vormt tegen Le Pen om het “marktfascisme” en de door Rothschild, vertegenwoordigd door de liberale Macron, gecoöpteerde financiële elite volledig te accepteren.
Dit is het eerste fundamentele punt. Als het antifascisme in de tijd van Gramsci een onmisbaar onderwerp was, dan wordt het vandaag de dag een alibi om het liberale kosmopolitisme te accepteren, zodat het ware antifascisme vandaag de dag het radicale antikapitalisme is van degenen die hun hart en geest nog niet hebben verkocht aan het dominante kapitalisme. Wat het tweede punt betreft, is het volgens mij duidelijk, en ik sta niet alleen achter deze stelling – in Italië denk ik bijvoorbeeld aan Costanzo Preve of, meer recentelijk, aan Carlo Formenti – dat de klassenstrijd vandaag de dag noodzakelijkerwijs gepaard gaat met het herstel van de nationale soevereiniteit tegen de mondialistische apparaten van de markt, en doorloopt wat Formenti zelf het “populistische moment” noemde.
Kortom, het klassenconflict van vandaag is het conflict tussen een liquide en financiële kosmopolitische klasse aan de ene kant en de nationale volksmassa’s aan de andere kant, de laatste lijden onder de gevolgen van de globalisering, die ik definieer als de “precaire klasse”, die niet alleen op het gebied van werk precair is, door het flexibele en instabiele arbeidscontract, maar ook in de wereld van het gewone dagdagelijkse leven -van Lebenswelt zou Husserl zeggen- omdat het huidige gedomineerde volk in feite geen familie kan vormen, geen existentiële stabiliteit kan hebben of actief kan deelnemen aan de politiek als burgers van de nationale soevereine staat.
Daarom is het conflict vandaag meer dan ooit een strijd tussen een kosmopolitische, liquide en financiële “wereldklasse”, die rechts is – als we de oude categorieën willen gebruiken – in de economie en links in de cultuur, en een nationale volksmassa die lijdt onder de globalisering, die bestaat uit de oude precaire middenklasse en de oude, tot precaire omstandigheden gereduceerde, geatomiseerde arbeidersklasse. De dominante klasse is dus rechts in de economie en links in de gewoontes en cultuur. Rechts in de economie omdat het de liberale imperatief heeft overgenomen: privatisering, vermindering van de overheidsuitgaven, onderdrukking van sociale rechten die vroeger door de welvaartsstaat werden toegekend. Dit alles vindt plaats in het kader van het ontvetten van de economie. Er wordt gezegd dat het doel van de “soevereiniteitsoverdracht” is om conflicten te voorkomen, in werkelijkheid is het de vernietiging van soevereine nationale staten als gebieden van democratie en sociale rechten.
Er is geen andere realiteit, in de moderniteit, voor sociale rechten en democratieën buiten de soevereine nationale staten. Daarom heeft Che Guevara’s uitdrukking “vaderland of dood” vandaag de dag nog steeds zijn eigen geldigheid, niet alleen omdat het de identiteit claimt tegen de onpersoonlijke anonimiteit van de markten, maar ook omdat het de idee van nationale soevereiniteit claimt tegen de processen van ontworteling van de wil van het globalistisch kapitalisme. De dominante klasse is links als het gaat om gebruiken en cultuur, omdat zij niet het imperatief van het antikapitalistische links van Gramsci of Lenin heeft overgenomen, dat zij heeft verworpen, maar dat van het roze links van 1968, dat het communisme vereenzelvigt met de individualistische liberalisering van de consumptie en de gewoontes. Dat wil zeggen, aan de zelfbedieningsmaatschappij van de individuele consument die alle vrijheid heeft om concreet te kopen en zich vrij te voelen als atomen van Nietzsche, als supermensen met een onbegrensde wil tot macht, dat wil zeggen dat ze vrijheid opvatten als de eigendom van het ontwortelde individu ten opzichte van de sedentaire gemeenschappen die ze zich als autoritair opstellen: de familiegemeenschap, de politieke gemeenschap, de religieuze gemeenschap.
Het monsterlijke eenheidsdenken dat dominant is bij de kapitalistische elite wordt gekenmerkt door de absurditeit, de verwarring dat het uitdraagt. Tegen dit eenheidsdenken moeten we een klassendiscours recupereren die diegenen onderaan beschermt tegen hen boven aan de top, de arbeid tegen het kapitaal. Daarom is het uiteraard noodzakelijk dat de controle over de economie teruggewonnen wordt. Dit is het thema van Fazi en Mitchell’s prachtige boek ‘Reclaiming the State’, dat in het Italiaans uitkwam onder de titel ‘Sovranità o Barbarie’ (‘Soevereiniteit of Barbarij’). Vandaag de dag hebben de gedomineerde klassen geen andere keuze dan de nationale, economische, politieke en geopolitieke soevereiniteit volledig te herstellen en vormen van klassenstrijd opnieuw te introduceren in de ruimtes van de nationale soevereine staat, zodat de Dienaar en de Heer (of de Slaaf en de Meester), in de woorden van Hegel, elkaar weer in het gezicht kunnen kijken en het klassenconflict, dat onmogelijk te bereiken is in de geglobaliseerde ruimtes, kan worden hersteld. Of anders gesteld: de soevereine nationale staat kan democratisch en socialistisch zijn.
Een economie zonder politiek en zonder staat zal nooit democratisch of socialistisch zijn, het zal altijd de ideale humus zijn voor het kosmopolitische kapitaal, dat allesbehalve socialistisch en democratisch is. Vandaar het belang van wat ik internationalistisch en populistisch soevereinisme noem. Soevereiniteit omdat de nationale soevereiniteit volledig wordt hersteld als basis voor rechten en democratieën, socialisme en sociale veroveringen. Internationalistisch omdat het niet het nationalisme van het reactionaire, xenofobe en autoritaire rechts is, maar een internationalistische soevereiniteit die openstaat voor andere socialistische en democratische naties, en een proletarisch internationalisme creëert, zoals het vroeger werd genoemd, dat het tegenovergestelde is van individualistisch en reactionair nationalisme, alsook van liberaal kosmopolitisme waaraan de roze linkerzijde zoals ik reeds zei, haar hoofd en haar hart heeft verkocht.
Daarom denk ik dat het belangrijk is om het principe van de internationalistische soevereiniteit, gebaseerd op het populisme, terug te krijgen, begrepen als een theorie van het volk en voor het volk, als een visie die zich verzet tegen de postdemocratische processen die worden beheerd door de liquide financiële elites en die het principe van het nationaal-populisme, begrepen op de manier van Gramsci, herbevestigt. Een populisme dat niet in regressieve zin is opgevat, dat wil zeggen, duidelijk in emancipatorische zin, zoals Ernesto Laclau en Chantal Mouffe heel goed hebben geschreven, een links populisme, als men deze categorie nog wil gebruiken, een populisme dat gericht is op de objectieve emancipatie van de gedomineerde klassen en dat gebaseerd is op de socialistische democratie. Dit is het fundamentele punt dat ook in de werken van Carlo Formenti naar voren komt. De paradox is dat dit discours, dat in andere tijden Leninistisch, Marxistisch of Gramsciaans zou zijn genoemd, vandaag de dag door de roze en regenboogkleurige linkerzijde fascistisch wordt genoemd.
Het is een paradox, want ik verwijs uiteraard naar Gramsci, naar de socialistische democratie, naar de internationale solidariteit, naar de slogan van Che Guevara “Vaderland of de dood”, naar het model van soevereine solidariteit en internationalisme, naar de Bolivariaanse ervaringen in Zuid-Amerika: Chávez in Venezuela, naar Morales in Bolivia en naar alle ervaringen van het anti-Amerikaanse en anti-globalistische patriottische socialisme dat onmogelijk als fascistisch kan worden bestempeld. De categorie van het fascisme laat ons vanuit dit oogpunt kennismaken met een logische paradox, het fascisme wordt vandaag de dag gebruikt als een volledig a-historische categorie. Het fascisme is niet langer alleen en in wezen het fascisme van Mussolini, die in 1945 stierf. Vandaag de dag begrijpen wij onder fascisme -ik geef deze definitie- alles wat niet organisch verbonden is met het politiek correcte en ethisch gecorrumpeerde eenheidsdenken. Meer nog, het fascisme is vanuit het oogpunt van de kosmopolitische heer-van-stand die geen grenzen kent alsook van de roze, fuchsia en regenboogkleurige linkerzijde al wie of wat zich verzet tegen de dominantie van de heersende klasse. Ik geef u een concreet vastgesteld voorbeeld uit onze tijd: één van de dominante stellingen van de kosmopolitische grote heren is het openstellen van onze havens en grenzen. Waarom? Omdat de ganse wereld herleid moet worden tot een open, gedereguleerde ruimte voor vrij verkeer van goederen en diensten.
Daarom wordt iedereen die zich tegen deze visie verzet, die het primaat van de mens en de politiek opeist, die de noodzaak van regulering verdedigt, die het primaat van de politiek en de democratie opeist boven de stromen van kapitaal, mensen, verlangens, consumptie, automatisch als fascist belasterd door de roze-fuchsia linkerzijde, voor wie alles wat niet overeenkomt met de wensen van de kosmopolitische grote heren, waaraan dit links de nuttige idioten levert, fascistisch is. De paradox is de volgende, ik vat het zo samen: dit links belastert alles wat zich verzet tegen de orde van de heersende klasse zonder grenzen, van de globocratische klasse van het kapitaal, het belastert het idee van staatsinterventie in de economie als fascistisch, het belastert het ontwaken van de gedomineerde klassen, van de onderdrukten die, zoals Fichte zei, boven elke autoriteit staan die beweert superieur te zijn, als fascistisch.
Het volk is soeverein, de democratie is immers de uitdrukking van de soevereiniteit van het volk. Om te kunnen worden uitgeoefend, heeft het een soevereine staat nodig heeft waarin het volk op zijn beurt soeverein is. Zonder staatssoevereiniteit kan er geen volkssoevereiniteit en dus ook geen democratie. Het is precies op deze basis is de Europese Unie gegrondvest, door de soevereiniteit van de staten af te schaffen om de soevereiniteit van de volkeren in de staten te vernietigen en zo de democratieën en de daarmee verbonden sociale rechten uit te roeien. Op die manier wordt het antifascisme opnieuw de fundamentele sleutel voor de heersende klassen en de aanhangers van het roze-fuchsia-links, om alle voorstellen voor de vernieuwing en de democratisering van de mondiale ruimte te delegitimiseren.
De paradox is dat vandaag de dag, zoals Orwell zei, de relatie tussen woorden en dingen wordt ondermijnd, vandaag de dag duiken het geweld en de vervolging van het vrije denken, die het fascisme kenmerkten, weer op onder de naam van het antifascisme, in de ongekende figuur van de roze brigades van het regenboogantifascisme en de ploegen, die in naam van het antifascisme in de aanval gaan -vaak niet alleen metaforisch-, tegen al diegenen die zich niet houden aan het enige politiek correcte woord van de heersende klasse.
We moeten ons daar vandaag de dag dus van bewust zijn en uiteraard afstand houden van het historische fascisme, dat niet meer bestaat, en ons verzetten tegen het huidige kosmopolitische neoliberalisme. Dat bestaat werkelijk, is vals progressief en links heeft er zich laf aan aangepast door de paradox die we hebben beschreven, te cultiveren. Elke keer als links “de terugkeer van het fascisme” oproept, creëert het een “verenigd front” dat het liberale kosmopolitisme of, zoals Pasolini zou zeggen, het nieuwe fascisme van de glamoureuze beschaving van de markten legitimeert.
Bron: D. Fusaro, ‘Marxismo, antifascismo e izquierdas fucsias. Mi entrevista a El Confidencial’. Blog El Confidencial, 07/07/2019